installeert, stelt u het nieuwe station in als master. Vervolgens stelt u het in
de fabriek geïnstalleerde station in als slave. De jumpers voor het instellen
van master en slave bevinden zich meestal aan de achterkant van het
station.
– Als het in de fabriek geïnstalleerde station een vaste-schijfstation is, stelt u
het nieuwe station in als slave.
3. Installeer het nieuwe station.
Richtlijnen voor het aansluiten van signaalkabels voor een
diskette-interface
Op de systeemplaat bevindt zich één aansluiting voor signaalkabels voor stations
met een diskette-interface, maar indien u beschikt over de juiste kabels kunt u
hierop twee stations aansluiten.
Als u een tweede diskette- of bandstation installeert, volgt u deze richtlijnen:
1. Vervang de signaalkabel van het diskettestation door een vergelijkbare
signaalkabel met twee aansluitingen. Vergeet niet om die nieuwe kabel aan
te sluiten op het vooraf geïnstalleerde diskettestation.
2. Breng geen wijzigingen aan in de instellingen van het vooraf geïnstalleerde
diskettestation.
3. Installeer het nieuwe station.
4. Zodra de installatie van het nieuwe station voltooid is, start u het
Configuratieprogramma en controleert u de instellingen in Apparaten en I/O-
poorten. Zie "Hoofdstuk 4. Het programma IBM BIOS Setup" op pagina 23
voor meer informatie.
Zodra de installatie van het nieuwe station voltooid is, start u het
Configuratieprogramma en controleert u de instellingen. Zie "De
standaardinstellingen laden" op pagina 29.
60
IBM Personal Computer Handboek voor de gebruiker