VOORDAT U DE MOTOR BEDIENT
1. Water en stof in de brandstof kunnen
defecten in de motor veroorzaken. Als u
brandstof bewaart, doe dit dan altijd in
een schone en droge tank. Bewaar de
brandstof op een schone en droge plek.
Figure 1
2. Laat de brandstoftank gedurende
enkele uren staan, zo kan eventueel
vuil of water naar de bodem van de
tank zakken. Pomp de heldere,
gefilterde brandstof uit de bovenkant
van de tank.
Brandstoftank (optioneel)
Figure 1
3
Figure 2
1 – Bezinkkolf
2 – Aftapkraan
3 – Brandstofleiding naar Motor
26
Installeer een aftapkraan (Figure 2, (2)) op
de bodem van de brandstoftank, om water
en contaminanten (vuil) uit de bezinkkolf te
verwijderen (Figure 2, (1)).
De brandstofuitlaat dient zich 20 tot 30 mm
(0,75 tot 1,125 in.) boven de bodem van de
tank te bevinden, zodat alleen de schone
brandstof naar de motor wordt gevoerd.
Brandstoftoevoer
9
0004512
Installeer de brandstofleiding van de
brandstoftank naar de brandstofpomp,
1
zoals aangegeven in Figure 3.
2
De aanbevolen brandstof / water
0004542
afscheider (Figure 3, (3)) (optioneel) is
geïnstalleerd op het middelste gedeelte
van die lijn.
Bedieningshandleiding YM-serie
1
8
2
3
5
Figure 3
1 – Brandstoffilter
2 – Opvoerpomp (priming hendel)
3 – Brandstof / waterafscheider
(optioneel)
4 – Ongeveer 20 tot 30 mm (0,75
tot 1,125 in.)
5 – Binnen 500 mm (20 in.)
6 – Aftapkraan
7 – Brandstofkraan
8 – Afvoerverbinding
9 – Naar Brandstofpomp
10 – Brandstoftank
10
4
7
6
0004788