• Hef het platform niet en rijd niet met geheven platform op
een hellende, ongelijke of zachte ondergrond.
• Controleer de toegestane capaciteit van het oppervlak
alvorens op vloeren, bruggen, trucks en andere oppervlak-
ken te rijden.
• Overschrijd nooit de maximumcapaciteit van het platform.
Verdeel de lading gelijkmatig over de vloer van het plat-
form.
• Hef het platform niet en rijd niet met geheven platform ten-
zij de machine op een stevige, horizontale ondergrond
staat en gelijkmatig wordt ondersteund.
• Zorg dat het chassis van de machine op een afstand van
minstens 0,6 m (2 ft) blijft van kuilen, oneffenheden, steile
hellingen, obstakels, afval, bedekte kuilen en andere
mogelijke gevaren op de vloer/ondergrond.
• Duw of trek geen voorwerpen met de giek.
• Probeer nooit de machine als hijskraan te gebruiken.
Bevestig de machine niet aan nabijgelegen constructies.
• Bedien de machine niet bij een windsnelheid van meer dan
12,5 m/s (28 mph).
• Vergroot het oppervlak van het platform of de lading niet.
Een groter aan de wind blootgesteld oppervlak vermindert
de stabiliteit.
• Vergroot het platform niet met niet-toegestane verlengstuk-
ken of toevoegingen.
3122554
HOOFDSTUK 1 - VEILIGHEIDSMAATREGELEN
• Als de giek of het platform in een stand staat waarbij één of
meer wielen van de grond zijn, moet iedereen van de
machine worden gehaald voordat getracht wordt de
machine te stabiliseren. Hijskranen, vorkheftrucks en
ander geschikt materieel moeten worden gebruikt om de
machine te stabiliseren en personen van het platform te
halen.
Gevaar voor beknelling en botsing
• Alle machinisten en grondpersoneel moeten een goedge-
keurde helm dragen.
• Controleer het werkterrein op vrije ruimte boven, aan de zij-
kanten van en onder het platform bij het heffen of neerlaten
van het platform en bij het rijden.
• Houd alle lichaamsdelen tijdens bedrijf binnen de plat-
formleuning.
– JLG Hoogwerker –
1-7