Figuur 32
1. Klemkapje
2. Afstandsstukken (4)
3. Opvulstukken (2 boven en
2 onder)
Figuur 33
1. Zwenkwielarm buitenzijde
links
2. Zwenkwielarm binnenzijde
links
De spiegels instellen
Achteruitkijkspiegel
Stel zittend in de stoel de achteruitkijkspiegel in
(Figuur 34) om het beste zicht vanuit de achterruit te
krijgen. Trek de hendel naar achteren om de spiegel
te kantelen om de helderheid en glans van licht te
verminderen.
4. Montage-opening
bovenste as
5. Zwenkwiel
3. Zwenkwielarm binnenzijde
rechts
4. Zwenkwielarm buitenzijde
rechts
Zijspiegels
Laat terwijl u in de stoel zit iemand anders de zijspiegels
instellen (Figuur 34) om het beste zicht aan de zijkanten
van de machine te verkrijgen.
1. Zijspiegels
2. Achteruitkijkspiegel
Koplampen richten
1. Draai de montagemoeren los en plaats elke koplamp
zo dat hij recht vooruit wijst. Draai de montagemoer
vast genoeg om de koplamp in positie te houden.
2. Plaats een plat stuk metaal over de kop van de
koplamp.
3. Monteer een magnetische protractor op de plaat.
Terwijl u de installatie op zijn plaats houdt kantelt
u voorzichtig de koplamp 3 graden en draait dan
de moer weer vast.
4. Herhaal deze procedure bij de andere koplamp.
De motor starten en stoppen
1. Stel de parkeerrem in werking. Haal uw voet van
het tractiepedaal en let erop dat het pedaal in de
neutraalstand staat.
2. Zet gashendel op laag stationair.
3. Draai het contactsleuteltje naar de stand Lopen. Het
luchtinlaatverwarmer-pictogram op het infocenter
verschijnt/verdwijnt.
4. Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft,
draait u het contactsleuteltje op Start. Laat het
sleuteltje direct los als de motor start en laat dit weer
terugkeren naar Lopen. Laat de motor opwarmen
op lage snelheid (zonder belasting) gedurende 3 tot
5 minuten, drijf dan de gasklepschakelaars aan om
de gewenste motorsnelheid te verkrijgen.
Belangrijk: Laat de startmotor niet langer
dan 30 seconden achter elkaar draaien omdat
de startmotor hierdoor vroegtijdig defect kan
36
Figuur 34
3. Hendel