te activeren om het rechtsafsignaal te activeren. De
middelste positie is de Uit-stand.
Hi–Lo-toerenregelaar
Druk op de voorzijde van de schakelaar (Figuur 10)
om het hoge snelheidsbereik te selecteren. Druk op de
voorzijde van de schakelaar om het hoge snelheidsbereik
te selecteren. De machine moet stationair draaien of met
een zeer langzame snelheid rijden, minder dan 3 km per
uur, om van Laag naar Hoog te gaan.
Claxonknop
Druk op de claxonknop (Figuur 10) om de claxon te
activeren.
Vergrendeling parkeerrem
Een knop links van het bedieningspaneel activeert de
vergrendeling van de parkeerrem (Figuur 10). Om de
parkeerrem in werking te stellen, koppelt u de pedalen
met de borgpen en trekt u de vergrendeling voor de
parkeerrem uit. Om de parkeerrem vrij te zetten, trapt
u beide pedalen in totdat de vergrendeling van de
parkeerrem wordt ingetrokken.
Figuur 10
1. Rempedalen
2. Borgpen van pedalen
3. Vergrendeling parkeerrem
4. Richtingaanwijzerschakelaar 10. Tractiepedaal
5. Infocentrum
6. Hi–Lo-toerenregelaar
Gasklepschakelaar
De gasklepschakelaar (Figuur 11) heeft drie posities: laag
stationair, midden stationair en hoog stationair.
7. Variabele
gasklepschakelaar
8. Gasklepschakelaar
9. Claxon
11. Hendel om stuurwiel te
verstellen
Variabele gasklepschakelaar
De variabele gasklepschakelaar (Figuur 11) maakt het
mogelijk dat de motorsnelheid wordt ingesteld in kleine
stappen. Druk 1x op de '+' om de motorsnelheid
te verhogen en 1x op de '-' om de motorsnelheid te
verlagen.
Opmerking: Het verplaatsen van de gasklepschakelaar
zal de variabele gasklep-instellingen overschrijven en
annuleren.
Belangrijk: Bedien de machine niet, tenzij het
toerental meer dan 1350 tpm bedraagt.
Hefschakelaars
Met de hefschakelaars (Figuur 11) kunt u de maaidekken
omhoog en omlaag brengen. Druk de schakelaars naar
voren om de maaieenheid omlaag te brengen en naar
achteren om de maaieenheden omhoog te brengen.
Opmerking: De maaidekken gaan niet omlaag in
het hoge snelheidsbereik. en de maaidekken gaan niet
omhoog of omlaag als de bestuurder niet in zijn stoel
zit terwijl de motor draait.
Contactschakelaar
De contactschakelaar (Figuur 11) heeft drie standen:
Stop, Lopen/voorgloeien en Start.
Aftakasschakelaar
De aftakasschakelaar (Figuur 11) heeft drie standen:
Uit (start) en In (stop). Trek de aftakasknop uit om de
maaieenheidmessen te activeren. Druk de knop in om
de bewerking te stoppen.
Tractiehulpschakelaar
Als machine wordt gebruikt op (lage) maaisnelheid,
moet u de tractiehulpschakelaar (Figuur 11)
indrukken en ingedrukt houden om de prestaties
van de tractieaandrijving te verbeteren in moeilijke
omstandigheden.
Opmerking: De tractiehulp werkt alleen tijdens
voorwaarts maaien. De tractiehulp werkt niet in de
achteruitstand of het hoge snelheidsbereik.
21