6
Vloeistofpeil controleren
Geen onderdelen vereist
Procedure
1. Controleer het motoroliepeil vóór en na het starten
van de motor, zie Motoroliepeil controleren in
Motoronderhoud.
2. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof
vóór het starten van de motor; zie Peil van de
hydraulische vloeistof controleren in Onderhoud van
hydraulische systeem.
3. Controleer het peil van de koelvloeistof vóór
het starten van de motor; zie Het koelsysteem
controleren in Onderhoud van het koelsysteem.
7
Smeermachine
Geen onderdelen vereist
Procedure
Voordat de machine wordt gebruikt, moet deze worden
gesmeerd, zodat een goede smering is gewaarborgd;
zie Lagers en lagerbussen smeren in het hoofdstuk
Smeren. Als de machine niet goed is gesmeerd, kunnen
belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of
defect raken.
Figuur 9
Algemeen overzicht
van de machine
Bedieningsorganen
Opmerking: Bepaal vanuit de normale
bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de
machine.
Deze machine stelt de bestuurder bloot aan
geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij
langdurige blootstelling kan dit leiden tot
gehoorbeschadiging.
Draag gehoorbescherming als u deze machine
gebruikt.
Tractiepedaal
Het tractiepedaal (Figuur 10) regelt de beweging vooruit
en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant
van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de
onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van
hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale
rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig
in terwijl de gashendel op Snel staat.
Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en
weer terugkeren in de middelste stand.
Rempedalen
Twee pedalen (Figuur 10) bedienen de afzonderlijke
remmen op de wielen ter ondersteuning van het draaien,
voor het parkeren en ten behoeve van een betere tractie
bij het rijden op hellingen. Een vergrendeling koppelt de
pedalen als parkeerrem en voor transport.
Borgpen
Om de parkeerrem in werking te stellen (Figuur 10),
koppelt u de pedalen met de borgpen.
Hendel om stuurwiel te verstellen
Druk de hendel om het stuur te verstellen (Figuur 10)
omlaag om het stuurwiel in de gewenste positie te zetten.
Laat vervolgens de hendel los om de afstelling te borgen.
Richtingaanwijzerschakelaar
Druk op de linkerzijde van de bochtsignaalschakelaar
(Figuur 10) om het linksafsignaal en het rechtsafsignaal
20