de voor- en achterzijde op dezelfde hoogte zijn.
Draai de contramoeren vast.
6. Ga verder met procedure 4 en breng de
wingletmaaidekken op dezelfde hoogte als het
voorste middelste maaidek.
4
Breng de wingletschijven
op dezelfde hoogte als het
maaidek middenvoor
Geen onderdelen vereist
Procedure
Breng de wingletmaaidekken als volgt op dezelfde
hoogte als het voorste maaidek:
• Draai het mes op elke winglet zodat hij van zijkant
naar zijkant wijst.
• Draai de bouten en moeren los waarmee de twee
excentrieke afstandsstukken vastzitten aan de
winglets (Figuur 7).
1. Winglet
2. Scharnierpen
3. Aanslagbout
• Draai de achterste excentriek (het dichtst bij de
tractie-unit) tot het uiteinde van het buitenste blad
Figuur 7
4. Excentriek
5. Bovenste opening
ongeveer 3 mm hoger is dan de gewenst maaihoogte
(Figuur 7).
Opmerking: Er is een inkeping op de zeskantige
excentriek die zich op 180° van de nok op de
excentriek bevindt (Figuur 8). Gebruik de inkeping
als referentiepunt voor de plaats van de nokken bij
het instellen van de excentrieken.
1. Inkeping excentriek
• Draai de bout en de moer voor deze excentriek aan
tot 149 Nm.
• Stel de voorwaartse excentriek in tot deze net contact
maakt met het binnenste slotoppervlak van de
draaibeugels.
• Draai de bout en de moer voor deze excentriek aan
tot 149 Nm.
• Herhaal de procedure op de andere winglet. Zie
Schuinstand van het maaidek afstellen in Onderhoud
van het maaidek.
5
Bandenspanning controleren
Geen onderdelen vereist
Procedure
Controleer de luchtdruk in alle banden voordat u de
machine gebruikt. De juiste luchtdruk in de voorbanden
is 345 kPa en in de achterbanden 207 kPa (Figuur 9).
Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de
juiste bandenspanning hebben; hierdoor kan de
machine optimale maaiprestaties leveren en goed
functioneren. Pomp de banden niet te zacht op.
19
Figuur 8