Starten en rijden
Algemene informatie
Zuinig rijden
Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en
rustig rijdt en uw rijstijl en snelheid afstemt op
de heersende verkeerssituatie.
Let op het volgende:
• Laat de motor zo snel mogelijk op bedrijf-
stemperatuur komen! D.w.z. dat u de
motor niet stationair moet laten lopen,
maar zo snel mogelijk moet wegrijden en
de motor licht moet belasten.
• Een koude motor verbruikt meer
brandstof dan een warme.
• Laat de auto zoveel mogelijk staan voor
de kortere ritten, waarbij de motor niet op
temperatuur komt.
• Rijd rustig! Vermijd onnodig snel
optrekken en krachtig remmen.
• Laat zware lading niet onnodig lang in de
auto liggen.
• Gebruik geen winterbanden op sneeuw-
vrije en droge wegen.
• Verwijder de lastdragers, wanneer u deze
niet meer nodig hebt.
• Open de zijruiten niet onnodig.
Rijd niet met een geopende
achterklep!
Wanneer u met de achterklep open rijdt,
kunnen er uitlaatgassen en daarmee giftig
112
koolmonoxide via de bagageruimte de passa-
giersruimte in worden gezogen. Als u echter
toch een stukje met een geopende
achterklep moet rijden, doe dan het
volgende:
– Doe alle ruiten dicht.
– Stuur de lucht naar de voorruit en de vloer
en laat de ventilator op de hoogste
snelheid draaien.
Nieuwe auto's en gladde wegen
Het rijgedrag van de auto varieert afhankelijk
van de vraag of uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde of een automatische
versnellingsbak. Aarzel daarom niet om onder
gecontroleerde omstandigheden (zoals op
een slipbaan) te testen hoe de auto bij
gladheid reageert.
Accu niet overmatig belasten
De elektrische functies van de auto belasten
de accu in verschillende mate. Laat de
contactsleutel niet te lang achtereen in
stand II staan, als u de motor hebt afgezet.
Gebruik liever stand I. Op die manier wordt
er minder stroom afgenomen. De 12V-
aansluiting in de bagageruimte levert ook
spanning als u de contactsleutel hebt uitge-
nomen.
Voorbeelden van onderdelen/systemen die
veel stroom afnemen zijn:
• interieurventilator
• ruitenwissers
• audiosysteem
• stadslichten.
Let er tevens op dat de verschillende acces-
soires het elektrisch systeem belasten. Maak
daarom geen gebruik van functies die veel
stroom afnemen, wanneer u de motor hebt
afgezet. Als de accuspanning laag is,
verschijnt er een melding op het display. De
melding blijft op het display staan, totdat de
motor is aangeslagen. De energiebespa-
ringsfunctie schakelt bepaalde onderdelen/
systemen uit of verlaagt de belasting van de
accu door bijv. de ventilatorsnelheid te
verlagen of het audiosysteem uit te
schakelen.
U laadt de accu op door de motor te starten.