Eisen aan de waterkwaliteit
■ Bij installaties van > 50 kW moet voor
het vastleggen van de hoeveelheid
vulwater en toegevoegd water een
watermeter worden ingebouwd. De
ingevulde waterhoeveelheden en de
waterhardheid moeten in de onder-
houd-checklijsten van de CV-ketel
worden ingevuld.
■ Bij installaties met een specifiek instal-
latievolume groter dan 20 liter/kW ver-
warmingsvermogen (bij installaties
met meerdere ketels moet daarbij het
vermogen van de kleinste ketel inge-
zet worden) moeten de eisen van de
eerstvolgende hogere groep van het
totale verwarmingsvermogen (vol-
gens tabel) worden gebruikt. Bij ern-
stige overschrijdingen (> 50 liter/kW)
moet op de som van de aardalkaliën ≤
3
0,02 mol/m
worden onthard.
Bedrijfsinstructies:
■ Bij uitbreidings- en reparatiewerk-
zaamheden moeten alleen de abso-
luut noodzakelijke netdelen afgetapt
worden.
■ Filters, vuilvangers of andere vuil- of
slibinrichtingen in het verwarmingswa-
tercircuit moeten na de eerste of een
herhaalde installatie vaker, later naar
behoefte afhankelijk van de waterbe-
handeling (bijv. hardheid), worden
gecontroleerd, gereinigd en gebruikt.
64
(vervolg)
■ Als de verwarmingsinstallatie met vol-
ledig onthard water wordt gevuld,
zijn bij inbedrijfstelling geen overige
maatregelen nodig.
Als de verwarmingsinstallatie niet met
volledig onthard water, maar met
water volgens de eisen in boven-
staande tabel wordt gevuld, moet bij
inbedrijfstelling bovendien met het
volgende rekening worden gehou-
den:
■ De inbedrijfstelling van een installatie
moet trapsgewijs, beginnend met het
laagste vermogen van de ketel, bij een
hoog verwarmingswaterdebiet plaats-
vinden. Daarmee wordt plaatselijke
concentratie van kalkafzetting op het
verwarmingsoppervlak van de ketel
voorkomen.
■ Bij installaties met meerdere ketels
moeten alle ketels gelijktijdig in bedrijf
worden gesteld, zodat de totale kalk-
hoeveelheid niet op het warmteover-
drachtsoppervlak van slechts één
ketel komt.
■ Als aan de waterzijde maatregelen
nodig zijn, moet al bij de eerste vulling
van de verwarmingsinstallatie de inbe-
drijfstelling met behandeld water
plaatsvinden. Dat geldt ook voor elke
nieuwe vulling bijv. na reparaties of uit-
breiding van de installatie en voor al
het toegevoegde water.
Bij het respecteren van deze aanwijzin-
gen wordt de vorming van kalkafzettin-
gen op het verwarmingsoppervlak gemi-
nimaliseerd.