Storingen oplossen
Diagnose
(vervolg)
Storings-
Gedrag van de
code
installatie
01 en 02,
Fout in het bereik van
04 tot 15,
de branderautomaat
70 tot 79,
7A, FF
FF
Fout in het bereik van
de branderautomaat
Storingen zonder storingsindicatie
storing
Storingen bij de ver-
branding wegens pul-
satie
Brander start steeds
opnieuw en schakelt
na de beveiligingstijd
weer uit
CO-vorming resp.
brander roet
CO
-gehalte te laag
2
Te hoge rookgastem-
peratuur
Loeien
46
Storingsoorzaak
Interne systeem-
fout
EEPROM
Storingsoorzaak
Gasdebiet te hoog
Luchttekort resp. lucht-
overschot te hoog
Condenswaterstuwing
in de rookgasinstallatie
Rookgastrek niet in
orde
Aders "L 1" en "N" van de
netaansluiting van de
regeling verwisseld
Luchttekort resp. lucht-
overschot te hoog
Druk van de rookgasin-
stallatie gebrekkig
Verkeerde instelling
Gasdebiet te hoog
CO
-instelling niet cor-
2
rect
Maatregel
Branderautomaat vervan-
gen.
Installatie op EMC-storin-
gen laten controleren.
Maatregel
Gasdebiet volgens het nom. ver-
mogen van de ketel instellen
Gasdebiet volgens het nom. ver-
mogen van de ketel instellen.
Condenswaterafvoer controleren.
Rookgastrek controleren.
Netaansluiting controleren en
aders omwisselen.
Instelling corrigeren. Ventilatie
van de stookruimte controleren.
Rookgasinstallatie controleren.
Controleren of de brander op het
juiste gastype is ingesteld, evt.
gasreductieplaat vervangen (zie
vanaf pagina 9).
Brander volgens de gegevens op
pagina 14 instellen.
Gasdebiet volgens het nom. ver-
mogen van de ketel instellen (zie
aansluitwaarde pagina 67).
Toestand van het nageschakelde
verwarmingsoppervlak van de
ketel controleren, evt. reinigen.
Brander volgens de gegevens op
pagina 14 instellen.