1.36
1.36
DE MAAIER IN WERKING ZETTEN
De maaier in werking zetten vervolg
Gebruik de hefschakelaars beurtelings om het
linkermaaidek, de drie middelste maaidekken en het
rechtermaaidek op te tillen. Doe dit voorzichtig en
controleer de beweging van de maaidekken om zeker te
zijn dat ze niet gehinderd worden door slecht geplaatste
hydraulische slangen.
WAARSCHUWING: VOORKOM ONGELUKKEN
- Het middelste maaidek stopt met draaien als de
transporthoogte is bereikt. Alle andere maaicilinders
moeten stoppen als het buitenste deel van het
maaidek een hoogte van 300-400 mm boven de grond
bereikt. Als de maaicilinders ook boven deze limiet
blijven draaien, is het noodzakelijk om de stand van
elke wisselklep af te stellen zodat de machine voldoet
aan de eisen.
Controleer en herstel hydraulische lekken.
WAARSCHUWING: VOORKOM ONGELUKKEN
- Laat alle maaidekken neer op de grond, schakel de
aandrijving van de aftakas uit, stop de motor van
de tractor, schakel de parkeerrem van de tractor
in en neem het contactsleuteltje weg alvorens
afstellingswerkzaamheden uit te voeren.
Nadat u de laatste afstellingswerkzaamheden hebt
uitgevoerd, dient u alle circuits eens in werking te
stellen. Zo kunt u aanwezige lucht uit het hydraulische
systeem drijven en de bewegingen van de hydraulische
slangen nauwkeurig in het oog houden. Zorg ervoor
dat de motorslangen vrij kunnen bewegen zonder de
maaidekken op welke manier dan ook te belemmeren.
Observeer de slangen van alle maaidekken om zeker te
zijn dat hun grondvolgfunctie niet belemmerd wordt.
Zorg dat slangen niet verstrengeld raken met nabij
lopende slangen of andere onderdelen van de machine.
Terwijl alle maaidekken op de grond rusten en de drie
afzonderlijke hefschakelaars in de stand 'omlaag/maaien'
staan, zet u de algemene schakelaar in de neutraalstand.
Alle maaidekcilinders moeten onmiddellijk stoppen
met draaien. Zet de algemene schakelaar in de stand
'omhoog' tot de maaidekken volledig opgetild zijn.
Laat alle maaidekken tegelijk neer met de algemene
schakelaar op 'omlaag/maaien'. De maaicilinders
beginnen te draaien op 300 - 400 mm boven de grond.