1.33
De maaier in werking zetten (mechanische
bediening)
Controleer het oliepeil: Verwijder de vuldop op de
hydraulische tank. Vul vóór gebruik de hydraulische
tank met de juiste klasse hydraulische olie tot het peil
de bovenste zwarte lijn in het kijkglas bereikt; zie
SPECIFICATIES - HYDRAULISCHE SYSTEEM.
Het kijkglas bevindt zich vooraan de tank onder het
pompdeksel. Plaats de vuldop terug en veeg gemorste
olie weg.
Controleer het oliepeil van de pomptandwielkast:
Controleer of de olie tot de bovenste markering op
de peilstok reikt. Voeg indien nodig olie van de juiste
klasse toe langs het peilstokgat; zie SPECIFICATIES
- HYDRAULISCHE SYSTEEM. Let op dat u de
tandwielkast niet te vol giet.
Smeer de smeerpunten: Breng aan alle smeernippels
smeermiddel van de juiste klasse aan; zie
SPECIFICATIES. U vindt de smeernippels op de
volgende locaties:
Maaidekken: Rollen, cilinderafstellers, rolafstellers en
lagerbehuizingen
Maaidekophangingen: Bussen
Wielen: Naven
Hydraulische cilinders: Penbussen
Aftakas: Binnenste en buitenste uitschuifbare as,
universele koppelingen
Draaiarmen: Penbussen en verdeelnokken
Smeer alle bewegende onderdelen van het remsysteem
met olie.
Controleer de bandendruk: Indien nodig tot de juiste
bandendruk brengen; zie SPECIFICATIES.
Stel de maaidekken af: Stel de maaidekken zo af
dat het juiste contact tussen de maaicilinder en het
onderste mes en de correcte maaihoogte worden
verkregen; zie ONDERHOUD en GEBRUIK VAN
DE MAAIMACHINE. Het is van groot belang dat
u de maaier nooit laat lopen als de maaicilinders
zwaar contact maken met de onderste messen. Laat de
maaicilinders nooit droog lopen zonder enige vorm
van smering tussen de cilinders en de onderste messen.
Het strekt tot aanbeveling om de maaicilinders tijdens
de ingebruiknameprocedure zo in te stellen dat u de
gewenste loopspeling verkrijgt.
DE MAAIER IN WERKING ZETTEN
1
2
3
1. Vulplug/ontluchter
2. Peilstok
3. Aftapplug
1.33