1.49
Richtingbediening maaidek (elektrische
bediening) vervolg
Opmerking: De schakelaar van de maaiaandrijving (E)
werkt alleen als de algemene bedieningsschakelaar (A)
zich in de stand 'omlaag/maaien' bevindt.
Maaiaandrijving voor vooruit draaien inschakelen:
Zet de schakelaar van de maaiaandrijving op 'Vooruit'.
Maaiaandrijving voor achteruit draaien inschakelen:
Hou de schakelaar van de maaiaandrijving in
'Achteruit'.
Deze functie is uitsluitend bedoeld om obstakels uit
maaidekken te verwijderen, niet voor wetten. Zie
ONDERHOUD - WETTEN.
Alle maaidekaandrijvingen uitschakelen: Zet de
schakelaar van de maaiaandrijving in 'Uit' of zet de
algemene schakelaar in de neutraalstand en/of schakel
de aftakas van de tractor uit. In noodgevallen kunt u de
noodstopknop gebruiken.
Zet de algemene bedieningsschakelaar in neutraal en/
of schakel de aftakas van de tractor uit. In noodgevallen
kunt u de noodstopknop gebruiken.
Stroomindicator: De stroomindicator gaat branden
als de elektrische bedieningskast van stroom wordt
voorzien. Als de indicator niet brandt, controleer dan de
stroomtoevoer naar de tractor.
Opmerking: Als de indicator niet brandt, werkt het
hefbedieningssysteem niet.
Noodstopknop: Gebruik de noodstopknop om het
volgende te doen:
1. Alle maaiaandrijvingen uitschakelen.
2. De hefmechanismen van alle maaidekken
hydraulisch vergrendelen en de ophangingen van
de maaidekken bevriezen in de stand waarin ze
stonden toen de noodstopknop werd gebruikt. De
maaidekken/ophangingen blijven enkel dankzij het
hydraulische systeem in deze toestand.
3. Het elektrische hefbedieningssysteem uitschakelen.
GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE
E
VOORUIT
UIT
ACHTERUIT
1.49