Afb. 26 Bevestiging van de regelaar aan de wand
8.3 Elektrische aansluiting
Waarschuwing
De LC 221 dient aangesloten te worden in over-
eenstemming met de regels en normen voor de
beoogde toepassing.
Waarschuwing
Schakel de voedingspanning uit voordat u de
kast opent.
De bedrijfspanning en -frequentie staan vermeld op het type-
plaatje van de regelaar. Controleer of de regelaar geschikt is voor
de te gebruiken voedingspanning.
Alle kabels en draden moeten via de kabeldoorvoeren en afdich-
tingen gaan (IP65).
De stroomvoorziening moet zich in de buurt van de kast bevinden
omdat de regelaar wordt geleverd met 1,5 m kabel, een Schuko
stekker voor eenfasepompen en een CEE stekker voor driefasen-
pompen.
De maximale voorzekering staat vermeld op het typeplaatje van
de regelaar.
Als de plaatselijke regels het voorschrijven moet een externe
hoofdschakelaar worden aangesloten.
8.4 Instellen van de LC 221
Alleen het inschakelniveau dat overeenkomt met het instroomni-
veau naar de opvangtank moet worden ingesteld. Alle andere
waarden zijn vooraf ingesteld maar kunnen zo nodig worden aan-
gepast.
Selecteer de hoogte van de instroomleiding, 180, 250 of 315 mm
boven vloerniveau met de toetsen
toets
om de gewenste waarde op te slaan. Als de hoogte van
de instroomleiding tussen twee waarden in ligt, bijv. 220 mm
boven de vloer, kies dan de dichtstbijzijnde lagere waarde
(180 mm). Nu is de regelaar gereed voor automatische modus.
Zo nodig kunnen de volgende waarden worden gewijzigd:
Inschakelniveau
Het inschakelniveau moet worden ingesteld in overeenstemming
met de hoogte boven vloerniveau (180, 250 en 315 mm) van de
instroomleiding. Uitschakel- en alarmniveaus zijn vooraf inge-
steld.
Nominale stroom
In de fabriek vooraf ingestelde waarde overeenkomstig de nomi-
nale stroom van de motor. De beveiliging tegen pompblokkering
is een vooraf ingestelde waarde voor te hoge stroom.
Uitschakelvertraging
De uitschakelvertraging vergroot het effectieve volume en ver-
mindert de hoeveelheid resterend water in de tank. Ook wordt
waterslag voorkomen. De terugslagklep sluit zachter. De vooraf
ingestelde waarde is 0.
Inschakelvertraging
Doorgaans hoeven er geen aanpassingen te worden gemaakt
voor opvoerinstallaties behalve op een woonboot of een ponton-
boot. De vooraf ingestelde waarde is 0.
Alarmvertraging
Een grote tijdelijke instroming kan een kortstondige alarmmelding
'hoog niveau' veroorzaken. Deze situatie kan optreden wanneer
een terugspoelfilter of een zwembad op de Multilift MD is aange-
sloten. De vooraf ingestelde waarde is 0.
Sensorkeuze, kalibratie en afwijking
Deze submenu's zijn alleen nodig wanneer het type sensor wordt
gewijzigd, aangezien sensoren voor de Multilift MD en MLD in de
fabriek worden gekalibreerd. Zie de service-instructies voor meer
informatie.
Onderhoudsinterval
Het onderhouds/service-interval kan worden ingesteld op 0, 3, 6
of 12 maanden en wordt aangegeven in het "SERVICE" display
(geen akoestisch signaal).
Alarm resetten
Het is mogelijk om de regelaar zodanig in te stellen dat sommige
alarmmeldingen automatisch worden gereset wanneer de storing
verdwijnt; de meeste alarmmeldingen moeten echter handmatig
worden gereset. Zie paragraaf 6.4 Beschrijving van storingsmel-
dingen. De vooraf ingestelde waarde is AUTO.
Terugstelling naar fabrieksinstellingen
De regelaar schakelt opnieuw in ("reboot"), en opstartinstellingen
moeten opnieuw gemaakt worden. Zie paragraaf
6.2 Instellingen-menu.
8.4.1 Extern alarm
Opvoerinstallaties staan vaak opgesteld in putten onder de kelder
van gebouwen. Zo'n put is het diepste punt in het gebouw, en een
extra alarmniveauschakelaar kan buiten de opvoerinstallatie wor-
den geplaatst om overstroming door lekkages, gesprongen leidin-
gen of instroming van grondwater te detecteren.
Het externe alarm kan worden aangesloten op een niveauscha-
kelaar (230 V / 2 A) aan klemmen 11, 12.
en
, en druk op de
25