7.3.2 Aansluitingen van de instroomleiding, Multilift MLD
1. Controleer de leveringsomvang.
Voor de leveringsomvang, zie paragraaf 2. Leveringsomvang.
2. Bereid de ∅150 instroomopening voor.
Gebruik een ∅150 gatenzaag om de opening langs een ver-
zonken lijn uit te boren. Zie afb. 21. Het minimale instroomni-
veau van de tank voor de MLD is ongeveer 560 mm.
Zie afb. 23.
3. Bereid de extra ∅50 instroomopening voor.
Snij langs de getrapte lijn van de ∅50 instroomopening
bovenop de tank.
Afb. 23 Minimaal instroomniveau voor de MLD
7.3.3 Verdere aansluitingen voor de Multilift MD en MLD
1. Sluit de persleiding aan.
Plaats een afsluitklep tussen de terugslagklep en de meegele-
verde flexibele aansluitslang, DN 100 (inwendige diameter
110 mm). Een flexibele aansluiting kan voldoen bij een
afstand van ongeveer 3 cm tussen de leidinguiteinden van het
koppelstuk en de persleidingen.
Afb. 24 Afsluitklep bovenop terugslagklep
2. Sluit de ontluchtingsleiding aan.
De DN 70 ontluchtingsopening bovenop de tank is open.
Sluit de ontluchtingsleiding aan op de ontluchtingsopening via
een flexibel koppelstuk. De ontluchtingsleiding dient (op het
dak) in de open lucht uit te komen, in overeenstemming met
de lokale richtlijnen. Controleer dat het gebruik van ontluch-
tingskleppen (toebehoren) conform lokale regelgeving is, als
ontluchting boven het dak onmogelijk is. Een flexibele aanslui-
ting kan voldoen bij een afstand van ongeveer 3 cm tussen
het uiteinde van de ontluchtingsleiding en de ontluchtingsope-
ning.
3. Sluit de membraanpomp aan (optie).
Sluit de membraanpomp aan de perszijde aan. Om het ser-
vicen van de membraanpomp te vergemakkelijken is het raad-
zaam om een 1½" afsluitklep aan te sluiten op de tankope-
ning.
24
4. Bevestig de tank aan de vloer.
Afb. 25 Bevestigingspunt voor bevestiging van tank aan de
vloer
8. Installatie van de LC 221 regelaar
Waarschuwing
Voordat u aansluitingen maakt in de LC 221 of
met werkzaamheden aan de pomp of put etc.
begint, dient u er zeker van te zijn dat de voe-
dingspanning is uitgeschakeld en niet per onge-
luk kan worden ingeschakeld.
Het installeren dient te geschieden door personeel dat daartoe
bevoegd is in overeenstemming met de lokale voorschriften.
8.1 Locatie
Waarschuwing
Installeer de LC 221 regelaar niet in explosiege-
vaarlijke ruimtes.
De LC 221 kan worden gebruikt bij een omgevingstemperatuur
van 0 °C tot +40 °C.
Beschermingsklasse: IP56.
Installeer de regelaar zo dicht mogelijk bij de opvoerinstallatie.
Wanneer de LC 221 buiten wordt geplaatst, dan dient deze onder
een afdak of in een behuizing te worden geplaatst. De LC 221
mag niet aan direct zonlicht worden blootgesteld.
8.2 Mechanische installatie
Waarschuwing
Zorg bij het boren van de gaten dat u geen kabels
of water- en gasleidingen beschadigt. Zorg voor
een veilige opstelling.
De LC 221 kan worden bevestigd zonder de voor-
N.B.
zijde te verwijderen.
Ga als volgt te werk:
•
Bevestig de LC 221 op een vlakke wand.
•
Bevestig de LC 221 met de kabeldoorvoeren naar beneden
gericht (extra kabeldoorvoeren, indien nodig, dienen in de
onderzijde van de behuizing te worden gemonteerd).
•
Bevestig de LC 221 met vier schroeven door de bevestigings-
gaten in de achterwand van de kast. Boor de bevestigingsga-
ten met een 6 mm boor en maak gebruik van de boormal die
bij de regelaar geleverd is. Plaats de schroeven in de bevesti-
gingsgaten en draai ze stevig aan. Plaats de plastic kapjes.