De onderkant van de foto ziet er donker uit.
Zorg voor een minimale afstand van 0,7 m tot het onderwerp.
Verwijder de lenskap als deze aan de camera is bevestigd.
De rand van de foto ziet er donker uit.
Stel de flitsdekking in op <L> (automatisch) (p. 32).
Wanneer u een handmatige instelling voor de flitsdekking gebruikt,
stelt u een flitsdekking in die breder is dan de beeldhoek (p. 32).
Controleer of C.Fn-21-1 niet is ingesteld (p. 85).
De foto is erg onscherp.
Als de opnamemodus is ingesteld op AE-diafragmavoorkeuze
<f> en de scène donker is, wordt automatisch een lage
synchronisatiesnelheid gebruikt (de sluitertijd wordt langer). Gebruik
een statief of stel de opnamemodus in op program AE <d> of op
volledig automatisch (p. 21). U kunt de synchronisatiesnelheid ook
instellen in [Flitssync.snelheid AV-modus] (p. 42).
De flitsdekking wordt niet automatisch ingesteld.
Stel de flitsdekking in op <L> (automatisch) (p. 32).
Schuif de bevestigingsvoet helemaal in de accessoireschoen van de
camera, schuif de borgknop naar rechts en zet daarmee de
Speedlite vast op de camera (p. 17).
De flitsdekking kan niet handmatig worden ingesteld.
Verwijder de indirecte-flitsadapter (p. 30).
Schuif de groothoekadapter naar binnen (p. 33).
Het AF-hulplicht flitst niet.
Als het kleurfilter is bevestigd, wordt het AF-hulplicht dat bestaat uit
een serie kleine flitsen, niet gebruikt. Stel P.Fn-05-1 in (p. 87).
Problemen oplossen
95