Installatie (vervolg)
Controleren
Controleer of de aanzuigklep volledig open staat.
Controleer alle kleppen op onderstaande punten:
• Makkelijk bedienbaar
• Correct geïnstalleerd voor de stroomrichting
• De juiste druk.
Controleer waar de verpompte vloeistof heengaat en of het systeem goed is opgesteld voor de test.
Controleer of de pompvloeistof constant beschikbaar is voor de duur van de test.
De eerste keer dat het systeem wordt ingeschakeld, moet het ten minste tien minuten draaien om de pomp
volledig door te spoelen.
Controleer indien mogelijk de vervuiling van de verpompte vloeistof en de leidingen. Als u tijdens de installatie
aanwezig bent, controleert u of de opvangbak, het vat en de leidingen schoon zijn.
Deel 2: Inspecties pompinstallatie voor het starten
Controleren
Controleer of de aandrijvingen goed zijn gesmeerd voordat de pomp wordt gestart. Indien u aandrijvingen
aanschaft met vetgesmeerd motorlagers, moet u erop aandringen dat de motorverkoper ze bij levering smeert.
Informatie over het smeren vindt u op speciale motorlabels of in de motorhandleidingen.
Bepaal met de motorleverancier hoeveel warme/koude starts zijn toegestaan.
Een vuistregel is twee koude starts of één warme start per uur. Door meer starts dan het aanbevolen aantal uit te
voeren, raakt de isolatie van de motor beschadigd, hetgeen kan leiden tot defecten. Controleer de isolatie van de
motor zo mogelijk met een weerstandsmeter.
Voordat u de aandrijving aan de pomp koppelt, moet u controleren op de juiste rotatie van de aandrijving door
er tegenaan te stoten. De juiste rotatie voor verticale pompen is van bovenaf gezien linksom.
Laat de pomp onaangekoppeld lopen om te controleren of de aandrijvingen soepel lopen en normaal klinken.
• Verwijder voor VHS-motoren, de aandrijfas als een koppeling geleverd is. Als er geen koppeling geleverd is,
verwijder dan de vaste bussen en de aandrijfkoppelingen.
• Verwijder, indien mogelijk, bij aandrijvingen met NRR's de ratelpennen. Draai anders de koppeling
rechtsom totdat de pen strak tegen de ratelschijf ligt.
Als u van een klant de rotatie niet mag controleren, moet u ervoor zorgen dat de klant deze controlelijst
ondertekent en van datum voorziet, voordat u verdergaat.
Nadat u de juiste rotatie van de aandrijving hebt gecontroleerd, kunt u de pomp aan de aandrijving koppelen.
• Stel bij VSS-eenheden met een flenskoppeling de waaierhoogte in, behalve bij het AR-type.
• Bij VHS-eenheden stelt u de waaierhoogte af met de stelmoer boven op de motor, nadat u de schroef- of AR-
koppeling hebt opgesteld.
Zie het typeplaatje van de pomp of de overzichtstekening voor de specifieke waaierhoogte die voor een
afzonderlijke pomp vereist is.
Controleer de uitlijning bij pompen die zijn uitgerust met stelbouten, omdat de pomp hierbij fysiek met de
pomp moet worden uitgelijnd.
De pomp en de motor hoeven gewoonlijk niet apart te worden uitgelijnd, omdat alle onderdelen zijn voorzien
van uitlijnpennen en -gaten.
Gebruik een meetklok om na te gaan of de asafwijking boven het afdichtingselement niet excessief is:
• De limiet van de pakking is maximaal 0,020 cm.
• De limiet van mechanische afdichtingent is maximaal 0,0123 cm voor API, het maximum is 0,005 cm.
Controleer de volgende punten bij eenheden met afdichtingen:
• Controleer of de afdichting vrij kan draaien.
• Controleer of de afdichtingsafstandsstukken zijn verwijderd.
• Controleer of het leidingwerk van de afdichting correct is geïnstalleerd.
46
Model VIC Installatie, bediening en onderhoud
Gedaan
Gedaan