4. Wijzig de waarde van Toegang tot serienummer processor van
Uitgeschakeld in Ingeschakeld en druk op Enter.
5. Sla de instellingen op, verlaat het programma en start de computer
opnieuw op met de aan/uitschakelaar om de nieuwe instelling te
activeren.
Overige instellingen in het Configuratieprogramma
In dit gedeelte leest u hoe u de overige instellingen in het
Configuratieprogramma kunt instellen, zoals de snelheid van het
toetsenbord, de opstartvolgorde, beheer op afstand en energiebeheer.
De toetsenbordsnelheid wijzigen
U kunt de snelheid wijzigen waarmee een teken wordt herhaald wanneer u
een toets ingedrukt houdt. Deze instelling vindt u in Opstartopties in het
Configuratieprogramma. De standaard repeteersnelheid is 30 tekens per
seconde (snel).
De opstartvolgorde instellen
Uw computer kan vanaf verschillende apparaten worden opgestart,
bijvoorbeeld vanaf het vaste-schijfstation, een diskettestation, een
CD-ROM-station of via het netwerk. Het opstartprogramma zoekt deze
apparaten in een bepaalde volgorde. Deze opstartvolgorde kunt u
vastleggen met het Configuratieprogramma.
U kunt de opstartvolgorde als volgt instellen:
1. Start het Configuratieprogramma (zie "Het Configuratieprogramma
starten en gebruiken" op pagina 41).
2. Selecteer Opstartopties en druk op Enter.
3. Selecteer Opstartvolgorde in het menu Opstartopties en druk op Enter
4. Selecteer bij de Primaire opstartvolgorde Eerste opstartapparaat en
druk op Enter.
5. Maak uw selectie met de cursortoetsen en druk op Enter
6. Herhaal deze procedure indien nodig voor het tweede, derde en vierde
opstartapparaat.
7. Als Opstartvolgorde bij automatisch inschakelen is Ingeschakeld, kies
dan de volgorde en de apparaten uit de aangeboden
keuzemogelijkheden.
Hoofdstuk 4. Configuratieprogramma
53