Het configuratiewachtwoord instellen, wijzigen of wissen
U kunt elke combinatie van maximaal zeven tekens (A–Z, a–z en 0–9)
gebruiken.
Belangrijk
Noteer uw systeemwachtwoord en bewaar de notitie op een veilige
plaats. Als u het wachtwoord kwijtraakt of vergeet, kunt u het alleen
wijzigen of wissen als u de kap van de computer verwijdert en de
schakelaar voor het wachtwoord op de systeemplaat verzet. Raadpleeg
"Een vergeten wachtwoord wissen" op pagina 49 voor meer informatie.
U kunt het systeemwachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
1. Start het Configuratieprogramma (zie "Het Configuratieprogramma
starten en gebruiken" op pagina 41).
2. Selecteer in het menu van het Configuratieprogramma de optie
Systeembeveiliging en druk op Enter.
3. Selecteer Systeemwachtwoord en druk op Enter.
4. Als u een systeemwachtwoord wilt wissen, selecteert u
Systeemwachtwoord wissen en gaat u naar stap 9.
5. Om het systeemwachtwoord te wijzigen, kiest u Systeemwachtwoord
wijzigen en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
6. Om uw nieuwe wachtwoord in te stellen, typt u het nieuwe
wachtwoord en drukt u op de cursortoets Pijl omlaag (↓).
7. Typ het nieuwe wachtwoord nogmaals.
8. Kies Uit, Aan of Dubbel bij de optie Wachtwoordaanwijzing. Met de
cursortoets Pijl links (←) of Pijl rechts (→) kunt u de selecties wijzigen.
Opmerking: Als de optie Beheer op afstand is ingeschakeld, is het
9. Druk tweemaal op Esc om naar het hoofdmenu van het
Configuratieprogramma terug te keren.
10. Selecteer Instellingen opslaan in het hoofdmenu van het
Configuratieprogramma en druk op Esc. Volg de instructies op het
scherm.
niet mogelijk om Aan te kiezen. Kies in dat geval
Dubbel. Als u toch probeert om Aan te kiezen als Beheer
op afstand is ingeschakeld, zal dit automatisch worden
teruggezet op Dubbel.
Hoofdstuk 4. Configuratieprogramma
47