8. Bij een systeem met een externe hoogfrequentconsole (RHF) of gecombineerde
ontstekings-/gasaansluitingsconsole moeten de positieve en negatieve kabel en de
hulpboogkabel over een zo groot mogelijke afstand worden gebundeld. De toortsslang,
aardkabel en de hulpboogkabels (nozzle) mogen alleen evenwijdig lopen met andere draden
of kabels als ze ten minste 150 mm uit elkaar blijven. Laat voedingskabels en signaalkabels
zo mogelijk in aparte kabelgoten lopen.
9. Bij een systeem met een externe hoogfrequentconsole (RHF) of gecombineerde
ontstekings-/gasaansluitingsconsole beveelt Hypertherm aan om deze console zo dichtbij
de toorts als mogelijk te plaatsen. Deze console moet ook een aparte aardkabel krijgen die
rechtstreeks op de geleidingsstrip op de snijtafel wordt aangesloten.
10. Alle Hypertherm-componenten en alle overige kasten en behuizingen van CNC of motor moeten
een aparte aardkabel krijgen naar het gemeenschappelijke punt op de tafel (stervormige
aarding). Dit geldt ook voor de ontstekings-/gasaansluitingsconsole, ook al is deze met
bouten vastgezet aan het plasmasysteem of aan de snijtafel.
11. Voor HPR- en MAXPRO200-snijsystemen moet de metalen gevlochten bescherming van de
toortsslang stevig worden verbonden met de ontstekings-/gasaansluitingsconsole en de toorts.
Het wordt aanbevolen de bescherming elektrisch te isoleren van metaal en niet in contact te
laten komen met de vloer of het gebouw. De toortsslang kan in een kunststof kabelgoot worden
gelegd of worden afgedekt met een bescherming van kunststof of leer.
12. Voor XPR-snijsystemen moeten de koppeling van de hulpboogkabel en de koelvloeistofunit
stevig worden verbonden met de gasaansluitingsconsole en de kragen van de
toortsaansluitingsconsoles. Draai de klem goed aan. De kraag van de toortsslang moet stevig
worden verbonden met de ontstekingsconsole en de toortshuls. Draai de klem goed aan.
Verbind een aardkabel (10 AWG) met de platte aansluiting op de toortsbevestigingsmanchet.
13. De toortshouder en het wegklapmechanisme van de toorts (het deel dat op de lifter
is bevestigd, niet het deel op de toorts) moeten met het vaste deel van de lifter worden
verbonden met behulp van koperlitze van ten minste 12,7 mm breed. Van de lifter naar de
aardgeleidingsstrip op de portaalsnijmachine moet een aparte kabel worden gelegd. Ook
de kleppen moeten apart worden geaard naar de aardgeleidingstrip op de portaalsnijmachine.
14. Als de portaalsnijmachine werkt op rails die niet aan de tafel zijn gelast, moet elke rail met een
aardkabel aan het uiteinde van de rail worden verbonden met de tafel. De aardkabels van de rail
worden rechtstreeks op de tafel aangesloten en moeten niet op de aardgeleidingstrip van de
tafel worden aangesloten.
15. Als u een spanningsdelerspaneel installeert, moet u deze zo dicht mogelijk bij het punt waar
de boogspanning wordt gemeten monteren. Een aanbevolen locatie is binnenin de behuizing
van het plasmasysteem. Als geen Hypertherm-spanningsdeler wordt gebruikt, wordt het
uitgangssignaal geïsoleerd van alle andere circuits. Het verwerkte signaal moet worden
doorgegeven via een in elkaar gedraaide, beschermde kabel (Belden 1800F of gelijkwaardig).
Gebruik een kabel met een gevlochten afscherming, geen afscherming van folie. Sluit de
bescherming aan op het chassis van een plasmasysteem en sluit het andere uiteinde niet aan.
16. Alle overige signalen (analoog, digitaal, serieel en codeerder) moeten worden doorgegeven
via in elkaar gedraaide draadparen in een beschermde kabel. De connectoren van deze kabels
moeten een metalen behuizing hebben. De bescherming, niet de drain, moet aan beide
uiteinden van de kabel worden aangesloten op de metalen behuizing van de connectoren.
Laat de bescherming of de drain nooit via de connector contact maken met de pennen.
EDGE Connect
Handleiding voor installatie en configuratie
809345
1
Specificaties en installatie
57