Instellen van de record lengte
De oscilloscoop neemt een aantal samples om het ingangssignaal weer te
geven. Dit aantal samples wordt de recordlengte genoemd. Er zijn twee
manieren om de recordlengte te veranderen: via een menu of met func-
tietoetsen.
Open het Tijdbasis menu en selecteer de keuze Recordlengte om via het
menu de recordlengte aan te passen. Er komt een nieuw menu met de
mogelijke keuzen voor de recordlengte en een keuze voor een zelf te
definiëren waarde. Deze keuze geeft een invoerdialoog waarin een zelf
bepaalde recordlengte (binnen de hardware limieten) ingevuld kan wor-
den. Het Tijdbasis menu kan ook geopend worden door de rechter
muisknop op de tijdas in te drukken.
De functietoetsen de gebruikt kunnen worden voor het aanpassen van de
recordlengte zijn:
<
>
F11
<
>
F12
Een andere recordlengte kiezen verandert ook de totale meettijd, maar
de waarde van de pretrigger blijft hetzelfde.
Instellen van de pretriggerwaarde
De oscilloscoop is uitgerust met een triggersysteem. Dit triggersysteem
bekijkt de ingangssignalen en bepaalt, aan de hand van de instellingen van
het triggersysteem, wanneer het meten en weergeven van de signalen
moet beginnen.
Het moment van triggering, het triggerpunt, kan op iedere positie in het
record geplaatst worden. Dit resulteert in een aantal samples voor het
triggerpunt (de presamples) en een aantal samples na het triggerpunt (de
postsamples). Presamples en postsamples vormen samen de recordleng-
te. De positie van het triggerpunt in het record wordt de pretriggerwaar-
de genoemd, aan de hand van het aantal presamples in het record. Het is
gebuikelijk (en in deze software standaard) deze waarde als percentage
van de recordlengte op te geven. De pretriggerwaarde kan echter ook in
aantal samples of in een hoeveelheid tijd opgegeven worden.
50
kies een kortere recordlengte
kies een langere recordlengte
Hoofdstuk 2