Storing
Bij een tractor met continudruk-
systeem (voor een deel oudere
John Deere tractoren) wordt de
hydraulische olie te warm
Bij een tractor met Load-
Sensing-systeem en olie-opname
via de tractorregeleenheid wordt
de hydraulische olie te warm
Bij een tractor met Load-
Sensing-systeem en directe olie-
opname en stuurleiding wordt de
hydraulische olie te warm
AMATRON 3 werkt niet
In de AMATRON 3 klinkt een
waarschuwingssignaal
De strooischijven gaan niet
draaien als ze via de
AMATRON 3 worden inge-
schakeld
ZA-M BAG0005.7 11.13
Oorzaak
Systeemomschakelbout op het
strooiventielblok is niet tot aan de
aanslag naar binnen gedraaid
(tegengesteld aan fabrieksinstel-
ling).
Defecte steekkoppelingen
Defecte tractorregeleenheid
Systeemomschakelbout op het
strooiventielblok is niet tot aan de
aanslag naar buiten gedraaid
(fabrieksinstelling).
Oliehoeveelheid van de tractor-
regeleenheid niet voldoende
gereduceerd.
Defecte steekkoppelingen
Defecte tractorregeleenheid
Systeemomschakelbout op het
strooiventielblok is niet tot aan de
aanslag naar binnen gedraaid
(tegengesteld aan fabrieksinstel-
ling).
Defecte steekkoppelingen
Stroomvoorziening defect.
Sensor levert verkeerde toeren-
talinformatie aan de
AMATRON 3.
Toets voor het inschakelen van
de aandrijving van de strooischij-
ven is niet minimaal 3 seconden
ingedrukt (veiligheidsfunctie).
Olietoevoer van de tractor niet
ingeschakeld
Oplossing
Systeemomschakelbout op het
strooiventielblok tot aan de aan-
slag naar binnen draaien.
Steekkoppeling controleren;
eventueel repareren resp. ver-
vangen.
Tractorregeleenheid controleren;
eventueel repareren resp. ver-
vangen.
Systeemomschakelbout op het
strooiventielblok tot aan de aan-
slag naar buiten draaien.
Oliehoeveelheid van de tractor-
regeleenheid reduceren.
Steekkoppeling controleren;
eventueel repareren resp. ver-
vangen.
Tractorregeleenheid controleren;
eventueel repareren resp. ver-
vangen.
Systeemomschakelbout op het
strooiventielblok tot aan de aan-
slag naar binnen draaien.
Steekkoppeling controleren;
eventueel repareren resp. ver-
vangen.
Stroomvoorziening van
controleren
AMATRON 3
Zie help-toets AMATRON 3
Sensorafstand (ca. 1- 4 mm) van
beide hydraulische motoren con-
troleren. Hiervoor beide strooi-
schijven bij uitgeschakeld hy-
draulisch systeem compleet ver-
der draaien. Bij elk van de 4 con-
tacten moet de toerentalsensor
in- en uitschakelen. In ingescha-
kelde toestand brandt de LED
aan de achterkant naast de ka-
belinvoer.
Toets voor het inschakelen van
de aandrijving van de strooischij-
ven minimaal 3 seconden indruk-
ken.
Olietoevoer van de tractor in-
schakelen.
Storingen
87