Overzicht
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel bevat fysieke toetsen, zoals
lende berichten en functietoetsen worden weergegeven.
In dit hoofdstuk worden de namen en functies van de fysieke toetsen en de display en displayfuncties beschreven.
1)
Modetoets ( p.29)
Met deze toets wijzigt u de mode.
Display ( p.26 ∼p.32)
2)
3)
Weergave afdrukaantal
Weergave van het aantal afdrukken of van getallen die
voor instellingen worden ingevoerd.
4)
Toets P ( p.113)
Met de toets P opent u opgeslagen geprogrammeerde
instellingen. De indicator op de toets wordt verlicht als
deze actief is.
5)
Toets × ( p.113)
Met deze toets schakelt u tussen de velden op instel-
lingsschermen of stelt u geprogrammeerd afdrukken in.
6)
Toets + ( p.113)
Met deze toets schakelt u tussen de velden op instel-
lingsschermen of stelt u geprogrammeerd afdrukken in.
7)
Toets C
Hiermee annuleert u ingevoerde numerieke waarden of
stelt u de teller in op 0.
8)
Toetsen afdrukaantal (toetsen 0 t/m 9)
Met deze toetsen voert u het aantal afdrukken of getallen
voor instellingen in.
9)
Toets
( p.113,
Met deze toets schakelt u tussen onderdelen van instel-
lingsschermen of haalt u opgeslagen gegevens op.
24
Bedieningspaneel
p.125)
en
. Het heeft tevens een grote display waarop verschil-
10)
Toetsen/indicator bijstelling afdruksnelheid
( p.90)
Selecteer de afdruksnelheid uit vijf niveaus.
De indicator boven de toetsen geeft de huidige snelheid
aan.
11)
Bijstellingstoetsen/indicator afdrukdichtheid
( p.93)
Selecteer de afdrukdichtheid uit vijf niveaus.
De indicator boven de toetsen geeft de huidige afdruk-
dichtheid aan.
12)
Bijstellingstoetsen/indicator afdrukpositie ( p.94)
Pas de afdrukpositie aan in horizontale richting (maxi-
maal ±15 mm) en in verticale richting (maximaal ±10
mm) nadat u een master hebt gemaakt.
De indicator boven de toetsen geeft de verschuiving ten
opzichte van het midden weer.
U maakt de verschuiving ongedaan met
.