Als u een gekoppelde printer (apart verkocht) gebruikt
Gekoppelde printers instellen
1
Druk op [Link Mode] in het scherm
Admin..
2
Druk op [Koppeleigensch.].
3
Selecteer een tabblad voor de
gekoppelde printer.
LET OP:
• U kunt maximaal 6 gekoppelde printers invoeren.
186
Gekoppelde printers instellen [Koppeleigensch.]
4
Selecteer de toets voor het invoeren
van informatie.
LET OP:
• Druk op
of
andere functies die niet op het scherm worden
weergegeven.
5
Wijzig de instellingen.
Zie "Lijst instellingen gekoppelde printers"
( p.183) voor het wijzigen van de instellingen.
LET OP:
• Als er afzonderlijke instellingsschermen voor
de functie zijn, configureert u de benodigde
instellingen en drukt u op [OK]. Het scherm
Koppeleigensch. wordt opnieuw weergegeven.
De wijzigingen zijn doorgevoerd. Druk op
[Afbrek] als u de wijzigingen wilt annuleren en
naar het scherm Koppeleigensch. wilt terug-
gaan.
6
Druk op
.
Het basisscherm wordt opnieuw weergegeven en
de instellingen voor "Admin." zijn bijgewerkt.
voor het weergeven van