7.3 Uitlijnen
7.3.1 Algemene informatie
Wanneer een complete unit gemonteerd wordt geleverd vanuit de
fabriek, dan zijn zo nodig de koppelingshelften nauwkeurig uitge-
lijnd met vulplaatjes onder de pomp- en de motorbevestigings-
punten.
Aangezien het transport en de installatie van invloed kan zijn op
de uitlijning van de pomp/motor moet de uitlijning steeds opnieuw
gecontroleerd worden voordat de pomp wordt ingeschakeld.
Het is belangrijk dat de definitieve uitlijning gecontroleerd wordt
als de pomp zijn werktemperatuur onder normale werkomstandig-
heden bereikt heeft.
De pomp en motor uitlijnen met een richtliniaal
Stap
1
2
3
4
12
Actie
Maak een globale uitlij-
ning van pomp en motor
en draai de bouten tot
het juiste aandraaimo-
ment vast in de voet-
plaat. Zie de tabel
Aan-
draaimomenten voor het
op pagina
vastdraaien
15.
Maak een merkteken op
de koppeling, bijvoor-
beeld met een markeer-
pen.
Houd een richtliniaal
tegen de koppeling en
stel vast of er een afwij-
king is met een voeler-
maat.
Draai de koppeling 90 °
en herhaal deze meting
met een richtliniaal en
een voelermaat. De uit-
lijning is voltooid als de
gemeten waarden min-
der dan 0,2 mm zijn. Ga
naar stap 8.
7.3.2 Het uitlijnen van de unit
Het is van belang dat de uitlijning van de pomp/motor correct
wordt uitgevoerd. Volg de onderstaande procedure.
De waarden voor ∅ en S2 kunnen gevonden worden in de vol-
gende tabel. De waarde voor S1 is 0,2 mm.
S1
Afb. 12 Uitlijnen
Stap
5
6
7
8
90 °
90 °
90 °
∅
90 °
S2
Actie
Stel de positie van de
motor bij. Draai de bou-
ten los die de motor op
zijn plaats houden.
Plaats vulstukken met
de benodigde diktes.
Draai de bouten tot het
juiste draaimoment vast.
Ga naar stap
en con-
3
troleer de uitlijning nog-
maals.
Controleer de afstand
S2 zowel verticaal als
horizontaal. Zie de tabel
op
Spleetbreedte S2
pagina 15. Als de
spleetbreedte binnen de
toleranties ligt, dan is de
uitlijning voltooid. Zo
niet, ga naar stap 6.