4. Reiniging van het luchtfilter:
A. Blaas perslucht van binnen naar buiten door het
droge filterelement. Om beschadiging van het
filterelement te voorkomen, mag de luchtdruk niet
hoger zijn dan 100 psi (689 kPa).
B. Houd de spuitmond van de luchtslang minstens 51
mm van het filter en beweeg de spuitmond op en
neer terwijl u het filterelement ronddraait.
Inspecteer het filter op gaten en scheuren door het
filter tegen een felle lichtbron te houden en er
doorheen te kijken.
5. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade.
Controleer het uiteinde van het filter dat moet
aansluiten. Een beschadigd filter mag niet worden
gemonteerd.
6. Plaats het nieuwe filter in het luchtfilterhuis. Zorg
ervoor dat het filter goed afsluit door de buitenring van
het filter aan te drukken wanneer u het plaatst. Druk
niet op het flexibele midden van het filter.
7. Plaats het deksel terug en maak de sluiting vast. Zorg
ervoor dat de bovenkant van het deksel boven is.
8. Stel de indicator (Fig. 28) opnieuw in als deze rood is.
Motorolie verversen en filter
vervangen
Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50
bedrijfsuren; daarna moet u om de 100 bedrijfsuren de olie
verversen en het oliefilter vervangen.
1. Verwijder de achterste aftapplug (Fig. 31) en laat de olie
in een opvangbak lopen. Als er geen olie meer naar
buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug.
1
Figuur 31
1. Aftapplug motorolie
2. Verwijder het oliefilter (Fig. 32). Smeer een dun laagje
schone olie op de nieuwe filterpakking voordat u deze
vastschroeft. Niet te vast draaien.
1
Figuur 32
1. Motoroliefilter
3. Vul het carter bij met olie; zie Motoroliepeil
controleren, blz. 16.
Onderhoud van het
brandstofsysteem
Gevaar
In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof
en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en
explosief. Brand of explosie van brandstof kan
brandwonden of materiële schade veroorzaken.
Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of
koude motor bijvullen. Eventueel gemorste
brandstof opnemen.
Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6 mm tot 13 mm
vanaf de onderkant van de vulbuis. Deze ruimte
in de tank is nodig voor het uitzetten van de
brandstof.
Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent
en houd de brandstof weg van open vlammen of
vonken.
Bewaar de brandstof in schone, veilige en
goedgekeurde containers en zorg ervoor dat de
dop op zijn plaats blijft.
34