6
7
3
Figuur 12
1. Tractiepedaal
2. Rijsnelheidsregelaar
vooruit
3. Contactschakelaar
4. Waarschuwingslampje
oliedruk
Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer
terugkeren in de middelste stand.
Rijsnelheidsregelaar, vooruit
Door de rijsnelheidregelaar van de Vooruit (Fig. 12) in te
stellen, kunt u de afstand begrenzen die het tractiepedaal
kan worden ingetrapt om voorwaarts bij een constante
snelheid te blijven maaien.
Contactschakelaar
De contactschakelaar (Fig. 12) heeft drie standen: Uit,
Aan/Voorgloeien en Start.
4
5
2
1
5. Laadindicator
6. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur
7. Indicatielampje van
gloeibougie
Oliedruklampje
Dit lampje (Fig. 12) gaat branden indien de motoroliedruk
gevaarlijk laag is.
Laadindicator
De laadindicator (Fig. 12) licht op indien het laadcircuit
van het systeem defect is.
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur
Het lampje (Fig. 12) gaat branden en de motor slaat af als
de koelvloeistof een buitensporig hoge temperatuur bereikt.
Indicatielampje van gloeibougie
Als dit lampje (Fig. 12) gaat branden, zijn de gloeibougies
in werking.
Schroeven van snelheidsbegrenzer
Door aan de schroef of schroeven (Fig. 13) te draaien, kunt
u de afstand begrenzen die het tractiepedaal kan worden
ingetrapt als u vooruit- of achteruitrijdt.
Belangrijk
De schroef van de snelheidsbegrenzer moet
het tractiepedaal tegenhouden voordat de pomp een
volledige slag aflegt, omdat anders de pomp schade kan
oplopen.
2
Figuur 13
1. Schroef van
snelheidsbegrenzer
Vooruit
21
1
2. Schroef van
snelheidsbegrenzer
Achteruit