4
Bewerk de geselecteerde Picture
Control.
Zie pagina 133 voor meer informatie.
Druk op de O (Q)-knop om gedane
wijzigingen ongedaan te maken en start
opnieuw vanuit de
standaardinstellingen. Druk op J
wanneer de instellingen zijn voltooid.
5
Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de eigen
Picture Control (C-1 tot en met C-9) en
druk op 2.
6
Geef de Picture Control een naam.
Het rechts getoonde tekstinvoervenster
wordt weergegeven. Standaard worden
nieuwe Picture Controls benoemd door
een tweecijferig getal (automatisch
toegewezen) aan de naam van de
bestaande Picture Control toe te
voegen; ga verder naar Stap 7 om de
standaardnaam te gebruiken. Houd de
W (S)-knop ingedrukt en druk op 4
of 2 om de cursor in het naamveld te verplaatsen. Gebruik, om
een nieuwe letter in te voeren bij de huidige cursorpositie, de
multi-selector om het gewenste teken in het toetsenbordveld te
markeren en druk op J. Druk op de O (Q)-knop om het teken
bij de huidige cursorpositie te wissen.
Namen van eigen Picture Controls kunnen maximaal negentien
tekens lang zijn. Alle tekens na het negentiende teken worden
gewist.
136
Toetsenbordveld
Naamveld