Belichting
Lichtmeting
Kies hoe de camera de belichting instelt in de standen P, S, A en M (in
andere standen selecteert de camera de lichtmeetmethode
automatisch).
Optie
Matrix: Produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties.
Camera meet een breed veld van het beeld en stelt de belichting in
volgens de verdeling van toonwaarden, kleur, compositie en met
a
type G-, E- of D-objectieven (0 307), afstandsinformatie (3D-
kleurenmatrixmeting II; met andere CPU-objectieven gebruikt de
camera kleurenmatrixmeting II, waarbij geen gebruik kan worden
gemaakt van 3D-afstandsinformatie).
Centrumgericht: Camera meet het gehele beeld maar wijst het
grootste gewicht toe aan het middelste veld (als een CPU-objectief
is bevestigd, kan de grootte van het veld voor zoekerfotografie
worden geselecteerd met behulp van Persoonlijke instelling b4,
Z
Centrumgericht meetveld, 0 278; als er een objectief zonder CPU
is bevestigd, is het veld gelijk aan een cirkel met een diameter van
8 mm). Klassieke meter voor portretten; aanbevolen bij het gebruik
van filters met een belichtingsfactor (filterfactor) van meer dan 1×.
Spot: Camera meet een cirkel gecentreerd op het huidige
scherpstelpunt, waardoor het mogelijk is onderwerpen buiten het
centrum te meten (als een objectief zonder CPU wordt gebruikt of
als automatisch veld-AF in werking is, meet de camera het
b
middelste scherpstelpunt). Diameter van cirkel voor
zoekerfotografie is 3,5 mm of circa 2,5% van het beeld. Zorgt ervoor
dat het onderwerp correct belicht wordt, ook als de achtergrond
veel helderder of donkerder is.
(alleen standen P, S, A en M)
Beschrijving
105