6. Installatie
6.6
Elektrische aansluitingen
33
4 Wanneer er in de rookgasafvoerleiding condens uit een kunststof
of roestvaststalen leidingdeel terug kan stromen naar een
aluminium deel, dan dient dit condens via een opvanginrichting
afgevoerd te worden, voordat het het aluminium bereikt.
4 Bij aluminium rookgasafvoerleidingen van grotere lengte dient de
eerste tijd rekening gehouden te worden met relatief grote
hoeveelheden corrosieproducten die samen met het condens uit
de afvoerleidingen terugstromen. Regelmatig toestelsifon reinigen
of extra condensopvang boven het toestel plaatsen.
4 Zorg voor voldoende afschot van de rookgasafvoerleiding richting
de ketel (minimaal 50 mm per meter) en aan voldoende
condensopvang en afvoer (minimaal 1 m voor de uitmonding van
de ketel). De toegepaste bochten moeten groter zijn dan 90° om
afschot en een goede afdichting op de lippenringen te
waarborgen.
Neem contact op met uw leverancier voor meer informatie.
6.6.1.
Besturingsautomaat
De ketel is geheel voorbedraad. Het apparaat wordt van stroom
voorzien via de aansluitkabel C op het spanningsnet. Alle andere
uitwendige aansluitingen kunnen uitgevoerd worden met behulp van
de aansluitstekkers (laagspanning). In de tabel zijn de belangrijkste
eigenschappen van de besturingsautomaat opgesomd.
Voedingsspanning
Hoofdzekeringwaarde F1 (230 VAC) 6.3 AT
Zekeringwaarde F2 (230 VAC)
DC-ventilator
MCA 15 - MCA 25 MCA 25/28 MI
230 VAC/50Hz
2 AT
27 VDC
080715 - 121149-07