8
Storingen
8.1
De functiecontrole
8.2
Spanning van de batterijen controleren
8.3
Boordcomputer op goede werking controleren
1. Sensorkabel "Ha" losmaken van de
boordcomputer.
2. Code F.1 programmeren en de toets
kortstondig indrukken.
3. Pool van de aansluitbus meermaals met
een kleine schroevendraaier overbruggen
(Fig. 13).
→
De boordcomputer verwerkt door het
overbruggen van de polen, de
gesimuleerde impulsen en toont dit aan
door het knipperen van de balk op het
display.
4. Verwerkt de boordcomputer de impulsen
niet correct, dan moet deze boordcomputer
omgewisseld worden.
Amaco
BAG0028.0 04.06
Wanneer de boordcomputer niet goed werkt, dan dient men te
controleren of:
•
spanning van de batterijen te laag is
•
de boordcomputer of
•
de sensor defect is.
Wanneer de spanning van de batterijen te laag is, verschijnt
gedurende korte tijd het symbool [-bl-] op het display.
De spanning van de batterijen kan men als volgt testen:
1. boordcomputer uitschakelen (zie op pagina 25).
2. boordcomputer inschakelen (zie op pagina 25),
op het display verschijnt het symbool [-bl-]: de spanning is te laag.
1. Schakel de boordcomputer uit en breng de nieuwe batterijen
aan (zie op pagina 16)
Fig. 13
Storingen
27