SG 05.1 – SG 12.1/SGR 05.1 – SGR 12.1 Meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.1 Non-intrusive
Veiligheidsstandaards
Houd rekening met de
elektromagnetische
compatibiliteit bij het
leggen van de kabels
Stroomsoort, voedings-
spanning en frequentie
Aansluitkabels
5.2
Aansluiting met AUMA rondstekker
Alle extern aangesloten apparatuur dient met de desbetreffende veiligheidsstandaards
overeen te komen.
Signaal- en buskabels zijn storingsgevoelig.
Motorkabels kunnen storingen veroorzaken.
Storingsgevoelige en storing veroorzakende kabels op een zo groot mogelijke
onderlinge afstand van elkaar leggen.
De resistentie tegen storingsinvloeden van signaal- en buskabels is hoger als
de kabels dicht bij het massapotentiaal worden gelegd.
Indien mogelijk, lange kabels vermijden of erop letten dat zij in zones worden
gelegd waar storingsbronnen weinig invloed hebben.
Het over lange afstanden parallel leggen van storingsgevoelige en storing ver-
oorzakende kabels vermijden.
Bij het aansluiten van standmelders voor terugmelding op afstand moeten afge-
schermde kabels worden gebruikt.
Stroomsoort, voedingsspanning en de frequentie moeten met de motorgegevens
(zie typeplaatje op de motor) overeenkomen.
Afbeelding 9:
Typeplaatje motor (voorbeeld)
[1]
Stroomsoort
[2]
Voedingsspanning
[3]
Frequentie (bij draai- en wisselstroommotoren)
Teneinde de isolatie van de apparatuur te waarborgen geschikte (spannings-
vaste) kabels toepassen. De kabels minimaal voor de hoogst voorkomende
nominale spanning selecteren.
Aansluitkabels met een geschikte minimale nominale temperatuur toepassen.
Bij aansluitkabels die aan uv-straling blootgesteld worden (bijv. buiten) uv-resis-
tente kabels toepassen.
Dwarsdoorsnede aansluiting AUMA rondstekkers:
Vermogensklemmen (U1, V1, W1, U2, V2, W2): max. 6 mm² flexibel/10 mm²
massief
Aardebus
: max. 6 mm² flexibel/10 mm² massief
Stuurcontacten (1 tot 50): max. 2,5 mm²
Elektrische aansluiting
17