Download Print deze pagina

Can-Am MAVERICK TRAIL T-EN 2022 Series Gebruikershandleiding pagina 33

Advertenties

RIJDEN MET UW VOERTUIG
oppervlakken zoals keien, gras, boomstronken enz. in het water en op de oevers.
Dit kan tot tractieverlies leiden. Rijd nooit met hoge snelheid in het water.
Water vermindert het remvermogen van uw voertuig. Laat de remmen altijd dro-
gen door ze meermaals te activeren wanneer het voertuig weer op het droge is.
Nabij water is er vaak modder of moerasland. Let op voor onverwachte gaten of
inzinkingen. Kijk ook uit voor rotsblokken, stronken enz. die gedeeltelijk begroeid
zijn.
R R i i j j d d e e n n o o v v e e r r s s n n e e e e u u w w o o f f i i j j s s
Let bij de inspectie voor het vertrek speciaal op die plaatsen op het voertuig waar
sneeuw- en ijsafzettingen de zichtbaarheid van het achterlicht kunnen belemme-
ren, ventilatieopeningen kunnen verstoppen, de radiator en ventilator kunnen
blokkeren en de beweging van de bedieningselementen kunnen bemoeilijken.
Controleer voor u het voertuig start dat het stuur, het gas- en het rempedaal on-
gehinderd werken.
Als dit voertuig over een besneeuwd pad rijdt, hebben de wielen minder tractie,
waardoor het voertuig anders gaat reageren op de inputs van de bestuurder. Op
oppervlakken met minder grip reageert het voertuig minder scherp en precies,
wordt de remafstand langer en wordt de versnelling eveneens beïnvloed. Ver-
traag en geef nooit bruusk gas. Daardoor kunnen de banden beginnen tollen en
kan het voertuig door oversturen gaan schuiven. Vermijd bruusk remmen. Dat
kan het voertuig doen schuiven over een rechte lijn. Nogmaals, voorzichtig snel-
heid verminderen en uzelf voldoende tijd en afstand laten in anticipatie op een
manoeuvre, om zo de volledige controle over het voertuig te kunnen houden, is
de beste aanpak.
Als u met uw voertuig over een besneeuwd oppervlak rijdt, wordt door de turbu-
lentie achteraan het bewegende voertuig sneeuw opgeworpen die met blootge-
stelde onderdelen, inclusief draaiende onderdelen zoals remschijven, in contact
kan komen of er zich kan ophopen of smelten. Water, sneeuw of ijs kunnen een
weerslag hebben op de reactietijd van het remsysteem van uw voertuig. Rem
vaak, zelfs als dat niet nodig is om de snelheid van uw voertuig te verlagen, zo-
dat zich zo weinig mogelijk ijs of sneeuw op de droge remblokken of -schijven
kan vastzetten. Door dit te doen in rijomstandigheden die weinig risico inhouden,
test u uw grip op het oppervlak en blijft u alert voor hoe het voertuig reageert op
uw stuurimpulsen. Houd rem- en gaspedaal en vloerplanken altijd sneeuw- en
ijsvrij. Veeg regelmatig de sneeuw van de stoelen, het stuur, de kop- en
achterlichten.
De sneeuw kan rotsen, boomstronken of andere objecten verhullen of kan zo
diep liggen dat het voertuig onbruikbaar is omdat het vast zou komen te zitten of
helemaal geen tractie meer zou hebben in de sneeuwbrij. Kijk ver voor u uit en
wees altijd alert voor zichtbare hints die kunnen wijzen op de aanwezigheid van
zulke obstakels. Rijd er in geval van twijfel rond. Vermijd rijden op bevroren wa-
terpartijen als u nog niet hebt gecontroleerd of het ijs voldoende sterk is om het
voertuig, de inzittenden en de lading veilig te dragen.
Maak er een goede gewoonte van op het einde van de rit alle sneeuw- en ijsaf-
zettingen van het voertuig en alle bewegende onderdelen (remmen, onderdelen
van
het
besturingssysteem,
aandrijflijnen,
bedieningselementen,
VEILIGHEIDSINFORMATIE
31

Advertenties

loading