Starten van de behandeling
1. Zet de machine aan met de aan/uit knop
2. Sluit, indien voorgeschreven, de saturatiemeter aan
3. Zet de hoestmachine aan en controleer of de machine positieve en negatieve druk opbouwt
4. Plaats het masker van de hoestmachine op het gezicht of plaats de slang op de
tracheacanule
5. Druk op knop om behandeling te starten.
6. Laat het mondneusmasker van de hoestmachine op het gezicht/ slang op canule staan
gedurende vijf hoestcycli (één cyclus bestaat uit een inademing, een uitademing en een
pauze). Vijf cycli vormen één sessie.
7. Vijf van deze sessies vormen één behandeling (tenzij anders is voorgeschreven),
8. De zorgverlener telt het aantal cycli.
9. Beëindig elke sessie met een inademing.
10. Neem het mondneusmasker/slang van de hoestmachine weg.
11. Pas, indien voorgeschreven, compressie toe tijdens elke Uitademingsfase.
12. Zet de hoestmachine uit.
13. Indien aanwezig, verwijder het opgehoeste slijm uit het mondneusmasker/slang en maak de
slang schoon.
Onderhoud van de machine en de onderdelen
Het buitenoppervlak
De hoestmachine kunt u met een mild reinigingsmiddel 1x per week schoonmaken.
Het luchtfilter
Het luchtfilter dient éénmaal in de twee weken schoongemaakt te worden.
1. U kunt het filter uitwassen met een mild reinigingsmiddel.
2. Spoel het luchtfilter goed uit.
3. Droog terugplaatsen.
Eénmaal per 6 maanden dient het filter vervangen te worden.
Het patientencircuit:
Masker en slangen dienen regelmatig (minimaal 1 x per week) schoongemaakt te worden met een
mild reinigingsmiddel. Daarna grondig spoelen. De onderdelen dienen volledig droog te zijn voordat
ze weer gebruikt worden.
Het bacteriefilter:
Het bacteriefilter dat het apparaat beschermt tegen vanaf de patiënt
meegevoerd materiaal (vb. sputum), kan blijven zitten zolang het niet
verstopt is of zichtbaar verontreinigd is. Het filter niet nat of schoonmaken.
Luchtfilter