Faxen via computer
Eigenschappen LAN-Faxstuurprogramma instellen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de eigenschappen instelt die noodzake-
lijk zijn voor het gebruik van het LAN-Faxstuurprogramma.
Opmerking
❒ Als uw besturingssysteem Windows NT 4.0, Windows 2000/XP of Windows
Server 2003 is, moet u zich aanmelden met een account met systeembeheer-
dersmachtiging.
De afdrukeigenschappen instellen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u instellingen als papierformaat en resolu-
tie kunt aanpassen.
A
In het [Start]-menu, klikt u op [Instellingen] en vervolgens op [Printers].
In Windows XP Professional of Windows Server 2003 selecteert u [Printers en
5
faxen] in het menu [Start].
In Windows XP Home Edition selecteert u [Configuratiescherm] in het menu
[Start]. Vervolgens selecteert u [Printers en andere hardware] en [Printers en faxen].
B
Selecteer [LAN-Fax M10] en klik vervolgens op [Eigenschappen] in het menu
[Bestand].
Onder Windows NT, klikt u op [Standaardwaarden document...] in het mnenu
[Bestand].
C
Wanneer Windows 98/Me wordt gebruikt, klikt u op het tabblad [Papier]
om de volgende eigenschappen in te stellen.
• Papierformaat
• Afdrukrichting
• Lade
• Resolutie
• Grijstint
• Afdrukken als afbeelding
D
Wanneer Windows NT 4.0 wordt gebruikt, stelt u de volgende eigenschap-
pen in.
• Papierformaat
• Afdrukrichting
• Lade
• Resolutie
162