Rijden
Speciale gevallen:
De motor gaat niet naar stand-by als er niet aan
alle voorwaarden voor de werking is voldaan en
in de volgende gevallen:
– Steile helling (omhoog of omlaag).
– De auto heeft sinds de laatste start (met de
sleutel of de toets "START/STOP") niet harder
dan 10 km/h gereden.
– Als het draaien van de motor nodig is om het
interieur op een aangename temperatuur te
houden.
– De ontwaseming is ingeschakeld.
– De remassistentie wordt gebruikt.
In deze gevallen knippert dit
controlelampje een paar seconden,
waarna het uit gaat.
Nadat de motor is gestart, is de
STOP-stand niet beschikbaar zolang de
auto nog geen snelheid van 8 km/h heeft
bereikt.
Tijdens parkeermanoeuvres werkt de
STOP-stand enkele seconden na het
schakelen uit de achteruitversnelling of het
draaien van het stuurwiel niet.
De motor opnieuw starten
(START-stand)
De motor start automatisch zodra de bestuurder
laat merken dat hij wil gaan rijden.
84
– Bij een handgeschakelde versnellingsbak:
met het koppelingspedaal volledig ingedrukt.
– Bij een auto met een automatische
transmissie:
• Met de keuzehendel in stand D of M: met het
rempedaal niet ingedrukt.
• Met de keuzehendel in stand N en
het rempedaal niet ingedrukt: met de
keuzehendel in D of M.
• Met de keuzehendel in stand P en het
rempedaal ingedrukt: met de keuzehendel in
R, N, D of M.
Speciale gevallen:
De motor start automatisch opnieuw als er aan
alle voorwaarden voor de werking is voldaan en
in de volgende gevallen:
– Onder specifieke omstandigheden
(bijvoorbeeld bij remassistentie of een instelling
van de airconditioning).
In dat geval knippert dit controlelampje
een paar seconden, waarna het uit gaat.
Storingen
Bij een systeemstoring gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Laat uw auto controleren door een CITROËN-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
De auto slaat af in de STOP-stand.
In dat geval gaan alle waarschuwingslampjes op
het instrumentenpaneel branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er ook een
waarschuwingsmelding worden weergegeven,
waarbij u wordt verzocht om de selectiehendel in
stand N te zetten en het rempedaal in te trappen.
► Zet het contact af en start vervolgens de
motor met de sleutel of de knop START/STOP.
Auto's met het Stop & Start-systeem zijn
voorzien van een speciale 12V-accu.
Laat werkzaamheden aan de accu alleen
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
Rij- en
parkeerhulpsystemen -
Algemene adviezen
Ondanks de aanwezigheid van rij- en
parkeerhulpsystemen moet de
bestuurder altijd alert blijven.
De bestuurder moet zich altijd aan de
verkeersregels houden, moet onder alle
omstandigheden de auto in zijn macht
hebben en moet te allen tijde in staat zijn
om de controle weer over te nemen. De
bestuurder moet de snelheid aanpassen aan
de weersomstandigheden, het verkeer en de
toestand van de weg.
De bestuurder moet te allen tijde het verkeer
in de gaten blijven houden en de snelheid
en afstand van achteropkomend verkeer