6. Eventueel puin dient uit de put te worden verwij-
derd, voordat u de pomp erin plaatst.
7. Monteer de geleideklauw aan de persopening van
de pomp.
8. Schuif de geleideklauw tussen de geleiderails en
laat de pomp in de put zakken door middel van
een geborgde ketting die aan de hijsbeugel van
de pomp is vastgemaakt. Wanneer de pomp het
voetstuk met voetbochtkoppeling bereikt, koppelt
de pomp zich vanzelf.
9. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
degelijke haak aan de bovenkant van de put en
zorg ervoor dat de ketting niet in contact kan
komen met het pomphuis.
10. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze
op te rollen op een trekontlaster zodat de kabel
niet kan beschadigen tijdens bedrijf. Maak de
trekontlaster vast aan een geschikte haak
bovenin de put. Zorg ervoor dat de kabel niet
afgekneld wordt.
11. Sluit de motorkabel en, indien aanwezig, de sig-
naalkabel aan.
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet
worden ondergedompeld aangezien
N.B.
water door de kabel de motor kan bin-
nendringen.
Bovenwaterkoppeling
Zie afb. C, pagina 506.
Ga als volgt te werk:
1. Monteer de bevestigingsbalk in de put.
2. Bevestig het stationaire deel van de snelkoppe-
ling bovenop de bevestigingsbalk.
3. Bevestig het aangepaste stuk leiding voor het
draaibare gedeelte van de bovenwaterkoppeling
op de persaansluiting van de pomp.
4. Bevestig een harpsluiting en een ketting aan het
draaibare gedeelte van de bovenwaterkoppeling.
5. Eventueel puin dient uit de put te worden verwij-
derd voordat u de pomp hierin laat zakken.
6. Laat de pomp in de put zakken door middel van
de geborgde ketting die aan de ophangbeugel
van de pomp is vastgemaakt. Wanneer het draai-
bare gedeelte van de bovenwaterkoppleing het
stationaire gedeelte bereikt, zullen deze twee zich
automatisch vastkoppelen.
7. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
degelijke haak aan de bovenkant van de put en
zorg ervoor dat de ketting niet in contact kan
komen met het pomphuis.
8. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze
op te rollen op een trekontlaster zodat de kabel
niet kan beschadigen tijdens bedrijf. Maak de tre-
kontlaster vast aan een geschikte haak bovenin
de put. Zorg ervoor dat de kabel niet afgekneld
wordt.
9. Sluit de motorkabel en, indien aanwezig, de sig-
naalkabel aan.
166
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet
worden ondergedompeld aangezien
N.B.
water door de kabel de motor kan bin-
nendringen.
7.2 Vrijstaande ondergedompelde
opstelling
Pompen voor vrijstaande ondergedompelde opstel-
ling kunnen vrij op de bodem van de put of vergelijk-
bare plaats staan. Zie afb. D, pagina 507, en afb. E,
pagina 508.
Om makkelijk service te kunnen verrichten aan de
pomp, moet een flexibele verbinding of koppeling
aan de persleiding worden gemonteerd om deze
makkelijk te kunnen scheiden.
Als een slang gebruikt wordt, zorg dan dat de
slang niet geknikt ligt en dat de inwendige diameter
overeenkomt met die van de persopening.
Als er een starre leiding is gebruikt, bevestig dan
de verbinding of koppeling, terugslagklep en isoleer-
klep in de vermelde volgorde, vanaf de pomp gezien.
Als de pomp in de modder of een niet egale onder-
grond wordt geïnstalleerd, wordt aanbevolen om de
pomp te ondersteunen met stenen of soortgelijk
materiaal.
Ga als volgt te werk:
1. Bevestig een bocht van 90 ° op de persaanslui-
ting van de pomp en sluit de persleiding/slang
aan.
2. Laat de pomp in de vloeistof zakken m.b.v. een
ketting gemonteerd aan de hijsbeugel. Wij raden
aan de pomp op een vlakke en stevige fundatie te
plaatsen. Zorg ervoor dat de pomp aan de ketting
hangt en niet aan de kabel.
3. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
degelijke haak aan de bovenkant van de put en
zorg ervoor dat de ketting niet in contact kan
komen met het pomphuis.
4. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze
op te rollen op een trekontlaster zodat de kabel
niet kan beschadigen tijdens bedrijf. Bevestig de
trekontlaster aan een geschikte haak. Zorg ervoor
dat de kabel niet afgekneld wordt.
5. Sluit de motorkabel en, indien aanwezig, de sig-
naalkabel aan.
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet
worden ondergedompeld aangezien
N.B.
water door de kabel de motor kan bin-
nendringen.