2.3 Bedrijfscondities
De DP en EF pompen zijn ontworpen voor onderbro-
ken bedrijf (S3). Bij volledige onderdompeling kun-
nen de pompen ook continu draaien (S1).
Zie 9.2 Bedrijfsmodi.
De Grundfos EF pompen zijn geschikt voor het ver-
pompen van effluent en andere vloeistoffen met
vaste delen tot 30 mm.
Installatiediepte
Maximaal 10 meter onder het vloeistofniveau.
Bedrijfsdruk
Maximum: 6 bar.
Bedrijf met tussenpozen.
Maximaal 20 starts per uur.
pH waarde
DP en EF pompen in permanente installaties kunnen
worden gebruikt voor het verpompen van vloeistoffen
met een pH waarde tussen 4 en 10.
Vloeistoftemperatuur
0 °C tot + 40 °C.
Gedurende korte perioden (maximum 15 minuten) is
een temperatuur van maximaal 60 °C toegestaan
(geldt niet voor de Ex-versies).
Waarschuwing
Explosieveilige pompen mogen nooit
vloeistoffen pompen met een tempera-
tuur hoger dan +40 °C.
Dichtheid en viscositeit van de verpompte vloei-
stof
Voor het verpompen van vloeistoffen met een hogere
dichtheid en/of kinematische viscositeit dan water
dienen motoren met een dienovereenkomstig vermo-
gen te worden gebruikt.
3. Levering en transport
De pomp kan verticaal of horizontaal worden
getransporteerd en opgeslagen. Zorg ervoor dat de
pomp niet kan omvallen of omrollen.
3.1 Transport
Alle hijsapparatuur moet worden beoordeeld voor
het doel en gecontroleerd worden op schade voordat
u begint met het hijsen van de pomp. De capaciteit
van de hijsapparatuur mag onder geen beding wor-
den overschreden. Het gewicht van de pomp staat
vermeld op het typeplaatje van de pomp.
Waarschuwing
Hijs de pomp altijd d.m.v de hijsbeugel
of met een vorkheftruck wanneer deze
op een pallet is geplaatst. Hijs de pomp
nooit op aan de voedingskabel of de
persslang/leiding.
De in polyurethaan gegoten stekker voorkomt dat
water in de motor kan komen via de voedingskabel.
160
3.2 Opslag
Tijdens lange periodes van opslag dient de pomp
beschermd te worden tegen vocht en hitte.
Na een lange opslagperiode dient de pomp te wor-
den geïnspecteerd, alvorens in bedrijf te worden
genomen. Zorg ervoor dat de waaier vrij kan draaien.
Let speciaal op de staat van de asafdichtingen en de
kabelingang.