• Druk op de knop D (zie Bedienings-
elementen, Bedieningspaneel) om de
automatische modus in te schakelen:
De enveloppen worden naar het
verwijderstation getransporteerd. Op de
bovenste regel van de display wordt het
totaal van de teller, het woord "Auto" en
het laatst geprogrammeerde delay-
interval (bijvoorbeeld "Auto2")
weergegeven.
• In de automatische modus worden cycli
gestart door de sensor. U kunt de cyclus
onderbreken door op de stand-by-knop
(H) te drukken.
4.5
Uitwerpklep
• Druk op de knop E (zie
Bedieningselementen,
Bedieningspaneel). Het LED-lampje in
de knop gaat branden. De uitwerpklep
wordt nu op basis van de machinecycli
geopend en gesloten.
• Druk nogmaals op knop E. Het
LED-lampje in de knop gaat uit.
De uitwerpklep blijft gesloten. De
enveloppen worden verzameld
en kunnen worden verwijderd.
4.6
Stand-by-knop
• Knop H (zie Bedieningselementen,
Bedieningspaneel): eenmaal indrukken:
de opto-elektronische of automatische
modus wordt uitgeschakeld. De pomp
en de motoren blijven ingeschakeld. Het
LED-lampje in de knop gaat branden.
De bovenste regel van de display
verdwijnt.
• Knop H: tweemaal drukken: alle
motoren worden uitgeschakeld. De
transportband wordt stopgezet (als deze
is geïnstalleerd). Het LED-lampje in de
knop gaat branden.
• Indien gewenst schakelt u de motoren
weer in door te drukken op de knop
"Opto" (C) of "Auto" (D).
12
4.7
Delay + en -
Wanneer de opto-elektronische of
automatische modus is ingeschakeld,
kan het vereiste delay-interval worden
ingesteld met behulp van de knoppen F
en G. In beide gevallen wordt de volgende
cyclus verwerkt na een bepaalde
vertraging. De envelop blijft echter langer
in het verwijderstation, zodat u zo goed
mogelijk kunt controleren of de volledige
inhoud uit de envelop is verwijderd. Het
ingestelde interval wordt bovenin de
display, naast het woord "Opto" of "Auto",
weergegeven door een nummer tussen 0
en 6. 0 = geen vertraging, 6 = twee
seconden vertraging.
4.8
Teller
Als u de teller opnieuw wilt instellen op
nul, drukt u ongeveer één seconde lang
tegelijk op de knoppen G en F (zie
Bedieningselementen, Bedieningspaneel).
Dit is alleen mogelijk in de modus stand-
by. De teller kan niet op nul worden gezet
terwijl de opto-elektronische of
automatische modus van de machine is
ingeschakeld.
4.9
Sensor
De sensor (zie Bedieningselementen,
Algemeen) kan worden ingesteld op vijf
verschillende posities. Posities 1 en 2 (zie
afbeelding) zijn bedoeld voor enveloppen
die hoger zijn dan 120 mm. Posities 3 en
4 zijn bedoeld voor enveloppen die lager
zijn dan 120 mm. De sensor kan worden
ingesteld op de meest geschikte positie
voor de operator. Gebruik een schroeven-
draaier om de schroef in te stellen. In het
algemeen geven rechtshandigen de
voorkeur aan posities 1 en 4, terwijl links-
handigen kiezen voor posities 2 en 3. Zorg
er bij het verwijderen van de inhoud uit
de envelop voor dat de sensor zich niet
meer dan 60 mm boven het werkop-
pervlak bevindt.