4.
HET BEDIENEN VAN DE
MACHINE
4.1
Inschakelen
De machine kan worden in- of
uitgeschakeld met de hoofdschakelaar
(zie de paragraaf Bedieningselementen,
algemeen). Als de machine wordt
ingeschakeld, gaat de schakelaar branden
en wordt op de display het totaal van de
teller in de opto-elektronische of
automatische modus weergegeven.
4.2
Aanpassingen voor
envelopinvoer
Stel de invoer als volgt in:
• Schuif steunplaat B (zie onderstaande
afbeelding) zo ver mogelijk naar
achteren. Maak de stapel enveloppen
zo recht mogelijk met behulp van een
vlakke ondergrond en zorg ervoor dat
de inhoud zich links onderin de envelop
bevindt.
• Probeer ernstig beschadigde enveloppen
en enveloppen met een afwijkende vorm
of van slechte kwaliteit te verwijderen of
recht te maken.
• Plaats de enveloppen tegen de
steunplaat, waarbij u de kant waar zich
de inhoud bevindt aan de onderzijde
A
H
G
F
10
houdt. Zorg dat de enveloppen tegen
linkerzijgeleider A liggen. Het maakt
niet uit hoe de enveloppen liggen.
• Stel de linker- en rechterzijgeleiders A
en C zo af dat de enveloppen in het
midden zijn gepositioneerd ten opzichte
van zuigarm E.
• Duw met behulp van steunplaat B de
stapel enveloppen naar voren totdat de
eerste envelop de rode geleiders D en
F raakt.
• Stel de separators G (3 in totaal) zo af
dat deze de enveloppen ongeveer 5 mm
overlappen (zie onderstaande
afbeeldingen).
U kunt de uitschuifbare steunen gebruiken
om een krat met enveloppen te
positioneren.
U kunt een stapel enveloppen
positioneren op rubber profiel H.
Zorg dat er zich tussen B en de
rechterzijgeleider een ruimte van 5 mm
bevindt om de invoer te stoppen zodra
alle enveloppen zijn verwerkt.
B
C
D
E