19 Inbedrijfstelling
OPMERKING
Alle werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen moeten
klaar zijn alvorens de units (buitenunits, SV-units of
binnenunits) onder spanning worden gezet. Wanneer de
units
onder
spanning
expansiekleppen geïnitialiseerd. Dit betekent dat de
kleppen worden gesloten.
Als een deel van het systeem al eerder onder spanning
werd gezet, dan moet EERST instelling [2-21] op de
buitenunit worden geactiveerd om de expansiekleppen
opnieuw te openen, WAARNA u de unit opnieuw
uitschakelt om de SV-unit te laten proefdraaien.
19.5
Over proefdraaien systeem
OPMERKING
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie.
Anders wordt de storingscode
gebruikersinterface en is de normale werking niet mogelijk
of
kunt
u
een
binnenunit
proefdraaien.
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het
volledige systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en
beoordeeld:
▪ Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met
binnenunits).
▪ Controle of de afsluiters openen.
▪ Bepaling van de leidinglengte.
▪ Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk
worden gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één
met een normale regeling op de gebruikersinterface na het
beëindigen van het proefdraaien. Zie de montagehandleiding van
de binnenunit voor meer informatie over afzonderlijk proefdraaien.
INFORMATIE
▪ Het kan 10 minuten duren om het koelmiddel in een
uniforme toestand te krijgen voordat de compressor
wordt gestart.
▪ Bij het proefdraaien kan het stromen van het
koelmiddel of het geluid van een magneetklep goed
hoorbaar zijn en kan de displayweergave veranderen.
Dit zijn evenwel geen storingen.
19.5.1
Proefdraaien
1 Sluit alle voorpanelen om vergissingen te voorkomen (behalve
het inspectiedeksel van de schakelkast).
2 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
uitvoeren" [ 4 48].
"18.1 Lokale instellingen
3 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten
binnenunits in.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik IN om
de carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
4 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat; zie
"18.1.4 Stand 1 of 2
seconden op BS2. De unit begint het proefdraaien.
Resultaat: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, op
het display van de buitenunit wordt "
de gebruikersinterface van de binnenunits wordt de aanduiding
"Proefdraaien"
en
"Onder
aangegeven.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
54
worden
gezet,
worden
de
aangegeven op de
niet
afzonderlijk
laten
activeren" [ 4 49]. Druk minstens 5
" aangegeven en op
gecentraliseerde
besturing"
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het
systeem:
Stap
Controle vóór het opstarten (drukvereffening)
Opstartregeling koelen
Koelen stabiel
Controle van communicatie en van afsluiters
Controle leidinglengte
Controle hoeveelheid koelmiddel
Afpompen
Unit stop
INFORMATIE
Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd
met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken.
De unit stopt ±30 seconden later.
5 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de buitenunit.
Voltooiing
Normale voltooiing Geen aanduiding op het 7-segmentendisplay
(stilstand).
Abnormale
Aanduiding van storingscode op het 7-
voltooiing
segmentendisplay.
Zie
"19.5.2 Correctie na abnormaal beëindigen
proefdraaien" [ 4 54] voor stappen om
van het
de storing op te lossen. Wanneer het
proefdraaien is voltooid, kan de normale
werking na 5 minuten worden begonnen.
19.5.2
Correctie na abnormaal beëindigen van
het proefdraaien
Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode op de
gebruikersinterface of het 7-segmentendisplay van de buitenunit
staat. Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de
tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te
lossen. Laat het systeem opnieuw proefdraaien en controleer of de
storing is opgelost.
INFORMATIE
Raadpleeg de montagehandleiding van de binnenunit voor
gedetailleerde storingscodes in verband met binnenunits.
19.6
Controle aansluiting van de SV-
unit/binnenunit
Dit proefdraaien kan worden uitgevoerd om te bevestigen of de
aansluitingen van de bedrading en de leidingen tussen binnenunits
en SV-units overeenstemmen.
Voor een veilige werking van het systeem moeten de aansluitingen
van de bedrading en de leidingen tussen de binnenunits en de SV-
units verplicht worden gecontroleerd. Dit kan via een grondige
handmatige controle of via de ingebouwde automatische controle.
Als
groepsbesturing
wordt
aftakkingspoorten van dezelfde SV-unit, kan de ingebouwde
automatische controle niet rechtstreeks worden gebruikt. Raadpleeg
dit hoofdstuk in de Uitgebreide handleiding voor de installateur en de
gebruiker voor meer informatie.
De onderstaande instructie geldt alleen voor de ingebouwde
controle.
Automatische controle aansluiting SV/binnenunit
Werkingsbereik voor de binnenunits is 20~27°C en –0~43°C voor de
buitenunits.
Beschrijving
Beschrijving
geïmplementeerd
over
meerdere
RYMA5+RXYA8~20A7Y1B
VRV 5 warmtepomp
4P739915-1 – 2023.12