19.2
Controlelijst voor de
inbedrijfstelling
1 Controleer na de installatie van de unit de hierna vermelde
punten.
2 Sluit de unit.
3 Schakel de unit in.
U hebt de volledige instructies voor installatie en gebruik
gelezen,
zoals
beschreven
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Transportbeveiliging
Controleer of de transportbeveiliging van de buitenunit
verwijderd is.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading volgens de in het
hoofdstuk
"17 Elektrische
instructies, de bedradingsschema's en de geldende
nationale bedradingsvoorschriften is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer
de
voedingsspanning
voedingspaneel. De spanning MOET overeenstemmen
met de spanning op het naamplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500 V of een
isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng
hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik de megger
NOOIT voor de bedrading tussen de units.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk
"17.2
bedradingscomponenten" [ 4 44] vermelde type en grootte
zijn. Controleer of er geen zekering of beveiliging is
overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de schakelkast en binnenin
de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de
gaszijde open zijn.
Beschadigde apparatuur
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
RYMA5+RXYA8~20A7Y1B
VRV 5 warmtepomp
4P739915-1 – 2023.12
in
de
uitgebreide
installatie" [ 4 43] beschreven
op
het
lokale
Specificaties
van
standaard
Koelmiddellek
Controleer
de
binnenkant
koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te
repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet
in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan
dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is
gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer
de
compressor
eventuele
olielekken
plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te
verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit NIET
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden
vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel"
en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Vereisten voor R32-apparatuur
Controleer of het systeem voldoet aan alle vereisten van
het volgende hoofdstuk:
R32-koelmiddel" [ 4 7].
met
Lokale instellingen
Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn
ingesteld. Zie
"18.1 Lokale instellingen
Lokale instelling [2-54] (rechtstreekse aansluiting op de
buitenunit)
Bij een systeem met minstens één binnenunit met een
rechtstreekse aansluiting op de buitenunit moet u lokale
instelling
[2-54]
veranderen
"[2‑54]" [ 4 51].
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant
van
het
bovenste
EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).
19.3
Checklist tijdens inbedrijfstelling
Voor
proefdraaien
montagehandleiding van de SV-unit voor meer informatie.
Testen.
Voor proefdraaien van de SV-unit/controle aansluiting
binnenunit (optioneel).
19.4
Over proefdraaien van de SV-unit
Het proefdraaien van de SV-unit moet worden uitgevoerd op alle SV-
units in het systeem, en dit voorafgaand aan het proefdraaien van de
buitenunit. Het proefdraaien van de SV-unit moet bevestigen dat de
vereiste veiligheidsmaatregelen correct zijn geïnstalleerd. Zelfs
wanneer er geen veiligheidsmaatregelen zijn vereist, moet dit
proefdraaien van de SV-unit worden uitgevoerd en het resultaat
bevestigd omdat bij het proefdraaien van de buitenunit deze
bevestiging voor alle SV-units in het systeem wordt gecontroleerd.
Zie de montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de SV-unit
voor meer informatie.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
19 Inbedrijfstelling
van
de
unit
op
op
olielekken.
Probeer
te
repareren.
Raadpleeg
uw
"2.1 Instructies voor apparatuur
uitvoeren" [ 4 48].
van
0
naar
1.
Zie
voorpaneel
overeenkomstig
van
de
SV-unit.
Zie
de
53