84
Instrumenten en bedieningsorganen
Brandstofmeter
Geeft het peil in de brandstoftank
aan.
De pijl wijst naar de kant van de auto
waar de tankklep zit.
Tijdens rijden op vloeibaar gas wordt
het peil in de gastank weergegeven.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y. Meteen tanken
wanneer deze knippert.
Tijdens rijden op vloeibaar gas scha‐
kelt het systeem automatisch naar
rijden op benzine als de gastanks
leeg zijn 3 84.
Brandstoftank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Brandstofkeuzeschakelaar
Als u op LPG drukt, wordt tussen
rijden op benzine en rijden op vloei‐
baar gas geschakeld zodra de
vereiste parameters (koelvloeistof‐
temperatuur, gastemperatuur en
minimaal motortoerental) zijn bereikt.
Er wordt gewoonlijk aan de vereisten
voldaan na ong. 60 seconden (afhan‐
kelijk van de buitentemperatuur) en
de eerste keer dat stevig op het
gaspedaal wordt gedrukt. De LED-
status toont de huidige werkingsmo‐
dus.
Druk op LPG. Het led-lampje in de
knop toont de huidige bedrijfsmodus.
Led uit
: rijden op benzine
Led
: voorwaarden voor over‐
knippert
schakelen op rijden op
LPG controleren. Licht
op als aan de voorwaar‐
den voldaan is.
Led aan : rijden op vloeibaar gas
Led knip‐
: LPG-tank is leeg of
pert vijf
storing in LPG-systeem.
keer en
Er verschijnt een bericht
dooft
op het Driver Information
Center.
Als de brandstoftank leeg is, start de
motor niet.