de kans om uit te zetten. Vul de brandstoftank niet
helemaal.
4. Draai de tankdop stevig vast. Gemorste benzine
opnemen.
4
2
1
Figuur 10
1. Benzinetank
2. Vulbuis van benzinetank
Motoroliepeil controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik
neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor
controleren; zie Oliepeil controleren in het hoofdstuk
Motoronderhoud.
De motor starten en stoppen
Motor starten
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en zet de
rijhendels in de parkeerstand.
2. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar
op UIT te zetten (Figuur 11)
3
G005302
3. Ongeveer tot hier vullen
4. Opening van benzinetank
1. Bedieningspaneel
3. Trek de chokeknop uit voordat u een koude motor
start (Figuur 12).
Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft
u de choke niet te gebruiken.
2
2
2
2
1. Bedieningspaneel
2. Gashendel
3. Snel
4. Draai het contactsleuteltje op START om de
startmotor in werking te stellen. Laat het sleuteltje
los zodra de motor aanslaat (Figuur 13).
Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet
langer dan 10 seconden in werking. Als de
motor niet wil starten, moet u na elke poging
de motor 60 seconden laten afkoelen. Indien u
17
Figuur 11
2. Aftakasschakelaar – UIT
6
1
1
G005183
3
4
5
Figuur 12
4. Continu snelheidsregeling
5. Langzaam
6. Chokeknop