1. Rijhendels
2. Maaihoogtehendel
Bedieningsorganen
Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle
bedieningsorganen in Figuur 4, Figuur 5, en Figuur 6
voordat u de motor start en de machine gebruikt.
1
Schakelbord
1. Contactschakelaar
2. Gashendel
Contactschakelaar
De contactschakelaar heeft drie standen: Uit, Lopen
en Start. Als u het contactsleuteltje op START draait
3. Dop van brandstoftank
4. Motor
4
3
2
G005181
Figuur 6
3. Chokeknop
4. Aftakasschakelaar
Figuur 5
5. Grasgeleider
6. Motorscherm
en loslaat, zal het zelf naar LOPEN draaien. Als u het
sleuteltje op UIT draait, wordt de motor afgezet; het
verdient echter aanbeveling het sleuteltje altijd uit het
contact te verwijderen als u de machine verlaat om te
voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start
(Figuur 6).
Gashendel
De gashendel regelt het motortoerental en zorgt voor
een continu verstelbare regeling van Langzaam tot Snel
(Figuur 6).
Chokeknop
Trek de chokeknop uit totdat de motor het vereiste
benzine-/luchtmengsel heeft (Figuur 6). Sluit de
Choke-klep door de knop in te duwen om de motor
normaal te laten lopen.
Aftakasschakelaar
Met de aftakasschakelaar, aangeduid met het
aftakassymbool, schakelt u de aandrijving naar de
maaimessen aan of uit (Figuur 6).
13
7. Hulppedaal