Rijhendels en parkeerstand.
De rijhendels zijn snelheidsgevoelig en bedienen
onafhankelijke wielmotoren. Als u een hendel naar
voren of naar achteren beweegt, draait het wiel aan
dezelfde kant vooruit of achteruit; de snelheid van de
wielen is evenredig aan hoever u de hendel beweegt.
Zet de rijhendels vanuit het midden naar buiten in de
parkeerstand en verlaat de machine (Figuur 16). Zet
de rijhendels altijd in de parkeerstand als u de machine
stopt of onbeheerd achterlaat.
Brandstofmeter
Het brandstofvenster onder de bedieningspositie kan
worden gebruikt om het benzinepeil in de tank te
controleren (Figuur 7).
1. Venster van brandstofmeter
Maaihoogtehendel
Met de maaihoogtehendel kunt u het maaidek opheffen
en neerlaten vanuit de bestuurdersstoel. Al de hendel
omhoog wordt gezet, naar de bestuurder toe, wordt
het maaidek opgeheven van de grond en als de hendel
omlaag wordt gezet, van de bestuurder af, wordt het
maaidek neergelaten. De maaihoogte mag uitsluitend
worden ingesteld als de machine stilstaat (Figuur 4).
Hulppedaal
Het hulppedaal biedt de bestuurder de mogelijkheid het
gewicht van het maaidek met zijn voet te ondersteunen
als de hoogte van het maaidek met de maaihoogtehendel
wordt ingesteld (Figuur 5).
Figuur 7
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale
bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de
machine.
Veiligheid staat voorop
Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers
in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van
deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden,
omstanders, dieren en uzelf voorkomen.
GEVAAR
Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat
de kans dat de wielen slippen en u de macht over
de machine verliest.
Wielen die over randen heen komen, kunnen tot
gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen
ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan
veroorzaken.
Als de wielen grip verliezen, kan de bestuurder de
macht over het stuur verliezen.
Om te voorkómen dat u de controle over de
machine verliest en deze omslaat, moet u de
volgende richtlijnen in acht nemen:
• Maai niet in de buurt van steile hellingen of
water.
• Maai nooit op een helling van meer dan
15 graden.
• Verminder uw snelheid en wees uiterst
voorzichtig op hellingen.
• Als u op een helling maait, moet u op de helling
langzaam van beneden naar boven werken.
• Verander niet plotseling de rijrichting of de
snelheid van de machine.
• Draai naar boven als u op een helling van
richting verandert. Als u naar beneden draait,
kunnen de wielen grip verliezen.
• Werktuigen veranderen de
gebruikseigenschappen van de machine.
Wees extra voorzichtig als u werktuigen met
deze machine gebruikt.
14