57
vacon
•
9.3 Frequentiereferenties (Bedieningspaneel: Menu PAR -> P3)
3.3
I/O-
Definieert de geselecteerde frequentiereferentiebron wanneer de aandrijving
wordt bestuurd vanuit de I/O-klemmen.
3.4 - 3.11 V
Deze parameters kunnen worden gebruikt voor het bepalen van de
frequentiereferenties die worden toegepast als de toepasselijke combinaties
van digitale ingangen worden geactiveerd. Vaste toerentallen kunnen worden
ingeschakeld vanuit digitale ingangen, ongeacht de actieve bedieningsplaats.
Parameterwaarden zijn automatisch beperkt tot het bereik tussen de
minimum- en maximumfrequentie. (par. 3.1, 3.2).
Tabel 9.1: Vaste toerentallen 1 - 7
9.4 Instelling ramping en remmen (Bedieningspaneel: Menu PAR -> P4)
4.1
R
AMPINGVORM
Het begin en einde van de acceleratie- en deceleratieramp kunnen met deze
parameter gelijkmatiger worden gemaakt. De waarde 0 geeft een lineaire
rampingvorm waardoor acceleratie en deceleratie direct reageren op
wijzigingen in het referentiesignaal.
9
REFERENTIE
0 = Vast toerental 0 - 7
1 = Bedieningspaneelreferentie
2 = Referentie van veldbus (VBToerentalReferentie)
3 = AI1-referentie (klemmen 2 en 3, bijvoorbeeld potentiometer)
4 = AI2-referentie (klemmen 4 en 5, bijvoorbeeld transducer)
ASTE TOERENTALLEN
Toerental
Als P3.3 = 0,
Vast toerental 0
Vast toerental 1
Vast toerental 2
Vast toerental 3
Vast toerental 4
Vast toerental 5
Vast toerental 6
Vast toerental 7
parameterbeschrijving
0 - 7
Vast
Vast
toerental
toerental
B2
B1
x
x
x
x
x
x
x
x
Tel. +358 (0)201 2121 • Fax +358 (0)201 212205
Vast
toerental
B0
x
x
x
x