Inhoudsopgave
Advertenties
Deel 10
Vlaggen
Een vlag is een toestandsindicator dic in cen van twee posities kan staan: ,,geplaatst" of
,vrij". Programma's kunnen deze gebruiken om beslissingen te nemen, op dezelfde
manier als waarop de toetsingsfunkties gebruikt worden die in hoofdstuk 8 werden
beschreven.
De HP-41C bevat in totaal 56 vlaggen. Hiervan zijn de vlaggen 00 tot en met 29
gebruikersvlaggen; deze kunnen door de gebruiker worden geplaatst, vrijgegeven en
getest. De vlaggen 30 tot en met 55 zijn vlaggen van het systeem; deze kunnen door de
gebruiker worden getest, maar niet geplaatst of vrijgegeven.
Er bestaan zes vlagfunkties. Elke funktie heeft een vlagnummer van twee cijfers of een
indirect adres nodig om te kunnen werken.
nn plaatst vlag nn. (nn = 00 tot en met 29.)
nn geeft vlag nn vrij. (nn = 00 tot en met 29.)
nn vraagt: ,,Is vlag nn geplaatst?" (nn = 00 tot en met 55.)
FC? nn vraagt: ..Is vlag nn vrij?"" (nn = 00 tot en met 55.)
FS?C nn vraagt: ,.Is vlag nn geplaatst?" Vervolgens wordt vlag nn door deze opdracht
vrijgegeven. (nn = 00 tot en met 29.)
FC?C nn vraagt: ,,Is vlag nn vrijgegeven?" Vervolgens wordt vlag nn door deze opdracht
vrijgegeven. (nn = 00 tot en met 29.)
Wanneer een vlagtestfunktie in een programma wordt uitgevoerd, wordt, als op dat punt
in het programma het antwoord op de vraag van de test JA is, de volgende lijn in het
programma uitgevoerd. Als het antwoord op de testvraag NEE is, wordt de volgende lijn
in het programma overgeslagen alvorens de uitvoering wordt hervat.
Is vlag 01 geplaatst?
Indien JA (dus vlag 01
l
is geplaatst), GA dan
verder met de volgende
lijn. (GA-MITS-JA.)
l
Indien NEE (vlag 01 is vrijge-
geven), sla dan een lijn over
voordat de uitvoering hervat
l
wordt.
Als de vlagtests vanaf het toetsenbord ingetoetst worden, komt in de uitlezing het
antwoord op de testvraag YES of NO te staan.
Advertenties
Inhoudsopgave
