38
De grondbeginselen van het programmeren
niet als een funktienaam herkend worden; in dat geval zullen ze als ALPHA-gegevens
behandeld worden en dus bij het uitvoeren van de programmalijn in het ALPHA-register
ingevoerd worden. In de weergave van een programmalijn in de programmeermodus geeft
het symbool 7(= TEKST) aan dat de daaropvolgende tekens een ALPHA-rij vormen, of
(indien het symbool wordt vooragfgegaan door XEQ) een funktienaam, of (indien
voorafgegaan door LBL) een globale ALPHA-label.
Labels
Labels worden in het programmageheugen geplaatst door
in de programmeer-
modus in te drukken en dit te laten volgen door de gewenste label-aanduiding. Labels
worden gebruikt om complete programma's een naam te geven en om routines en
subroutines binnen een programma af te bakenen. Labels voor de HP-41C kunne zowel
uit cijfers (numerieke labels) als uit ALPHA-tekens (4LPHA-labels) bestaan. Verder
worden ze beschouwd als lokale labels of als globale labels, overeenkomstig de
verschillende manieren waarop naar deze labels wordt gezocht (hetgeen beschreven is
onder Het zoeken naar labels, blz. 46).
Numerieke labels. Numerieke labels behoren tot de lokale labels die uit twee willekeurige
cijfers kunnen bestaan; ze worden onderscheiden in twee vormen:
e De labels 00 tot en met 14 zijn numerieke labels in verkorte vorm. Ze gebruiken slechts
één byte in het programmageheugen.
e De labels 15 tot en met 99 nemen twee bytes in het programmageheugen in beslag.
Lokale ALPHA-labels. Als programmalabels gebruikt zijn de enkele ALPHA-tekens A
tot en met J en a tot en met e lokale labels. Deze enkelvoudige letters kunnen beter niet
gebruikt worden om volledige programma's van een naam te voorzien; ze doen beter
dienst wanneer ze binnen programma's gebruikt worden. Lokale ALPHA-labels vereisen
twee bytes aan programmageheugen.
Globale ALPHA-labels. Globale ALPHA-labels kunnen bestaan uit elke willekeurige
combinatie van zeven ALPHA-tekens (waaronder de cijfers) met uitzondering van de
komma (,), de punt (.) en de dubbele punt (;). De éénletterige ALPHA-labels A tot en met J
en a tot en met e worden opgevat als lokale labels, niet als globale labels. De uitlezing van
een globale ALPHA-label in de programmeermodus beeldt deze af met een Twelke aan de
label voorafgaat. Gloale ALPHA-labels vergen vier bytes aan programmageheugen voor
de (LBLJ-opdracht en een extra-byte voor ieder teken in de label zelf.
De calculator behandelt globale labels in verschillende opzichten anders dan lokale labels:
e Een globale label kan vanuit elk punt in het programmageheugen gemakkelijk
gevonden worden.
e Globale ALPHA-labels verschijnen in de uitlezing van catalogus 1.
e Alleen een programma dat begint met een globale ALPHA-label kan aan een toets
worden toegewezen voor uitvoering in de USER-modus.
Om deze redenen is het beter complete programma's te beginnen met een globale label in
plaats van met een lokale ALPHA-label of numerieke label.