nl
72
Voor andere regelfuncties (dp-c, dp-v, PID en pc) kan de gewenste waarde van 0% tot
100% van het sensorbereik worden ingesteld.
Setpoint
[%]
0% min.
100% max.
100%
0
1 V
2 mA
Fig. 37: Ingang gewenste waarde 2 – 10 V of 4 – 20 mA
Een analoog signaal onder 1 V of 2 mA wordt als kabelbreuk gedetecteerd. In dit geval
wordt een vervangende gewenste waarde van kracht. De vervangende gewenste waarde
wordt in het menu 'Regelingsinstelling' ingesteld. Bij een analoog signaal tussen 1 V en 2,8
V of tussen 2 mA en 5,6 mA wordt de motor uitgeschakeld. Bij een analoog signaal tussen 5
V en 10 V of tussen 10 mA en 20 mA wordt het signaal lineair geïnterpoleerd. Het toege-
paste analoge signaal van 2,8 V ... 5 V dan wel 5,6 mA ... 10 mA geeft de gewenste waarde
bij '0%' of het minimale toerental weer. Het analoge signaal van 10 V of 20 mA geeft de
gewenste waarde bij '100%' dan wel het maximale toerental weer.
Sensoringang en -overdrachtsfunctie
Sensoringangen 0 V ... 10 V, 0 mA ... 20 mA:
Bij 0 V ... 10 V, 0 mA ... 20 mA wordt alleen de lineaire sectie toegepast.
De instelwaarden voor de lineaire sectie worden weergegeven in Fig. 38.
Sensor
[%]
100%
0%
0 V
0 mA
Fig. 38: Sensoringang 0 – 10 V of 0 – 20 mA
Het toegepaste analoge signaal van 0 V of 0 mA geeft de werkelijke waarde van de druk bij
'0%' weer. Het analoge signaal van 10 V of 20 mA geeft de werkelijke waarde van de druk
bij '100%' weer.
Sensoringangen 2 V ... 10 V / 4 mA .. 20 mA:
Bij 2 V ... 10 V / 4 mA .. 20 mA geldt de sectie met uitgeschakelde motor niet. De instel-
waarden voor de lineaire sectie en de kabelbreuksectie worden weergegeven in Fig. 39.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Drive for Wilo-Helix2.0-VE / Wilo-Medana CH3-LE • Ed.02/2023-03
2.8 V
3.2 V
5 V
5.6 mA
6.4 mA
10 mA
10
20 mA
10
20 mA